ECLI:NL:HR:2002:AE6330

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 augustus 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C00/340HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R. Herrmann
  • J.B. Fleers
  • H.A.M. Aaftink
  • D.H. Beukenhorst
  • O. de Savornin Lohman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwerping van het cassatieberoep in een civiele zaak met betrekking tot een vordering tot betaling

In deze zaak heeft de verweerster in cassatie, aangeduid als [verweerster], op 14 augustus 1997 eiseres tot cassatie, aangeduid als [eiseres], gedagvaard voor de Rechtbank te Breda. De verweerster vorderde bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, dat de eiseres zou worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van ƒ 119.375,--, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 25 februari 1997 tot aan de dag der algehele voldoening. De eiseres heeft de vordering bestreden, waarna de Rechtbank op 16 december 1997 een comparitie van partijen gelastte en op 28 juli 1998 een deskundigenonderzoek bevolen heeft. Tegen het tussenvonnis van 28 juli 1998 heeft de eiseres hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het Hof heeft op 27 juni 2000 het vonnis van de Rechtbank bekrachtigd en de zaak terugverwezen naar de Rechtbank voor verdere behandeling.

Tegen het arrest van het Hof heeft de eiseres beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld, waarbij de advocaten van beide partijen de zaak hebben toegelicht. De Procureur-Generaal heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiseres veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerster zijn begroot op € 1.478,05 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren J.B. Fleers, H.A.M. Aaftink, D.H. Beukenhorst en O. de Savornin Lohman, en is in het openbaar uitgesproken op 9 augustus 2002.

Uitspraak

9 augustus 2002
Eerste Kamer
Nr. C00/340HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres], gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. A.G. Castermans,
t e g e n
[Verweerster], gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerster in cassatie - verder te noemen: [verweerster] - heeft bij exploit van 14 augustus 1997 eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - gedagvaard voor de Rechtbank te Breda en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [eiseres] te veroordelen om aan [verweerster] te betalen een bedrag van ƒ 119.375,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 februari 1997 tot aan de dag der algehele voldoening.
[Eiseres] heeft de vordering bestreden.
De Rechtbank heeft bij tussenvonnis van 16 december 1997 een comparitie van partijen gelast en bij tussenvonnis van 28 juli 1998 een deskundigenonderzoek bevolen en daartoe een aantal vragen geformuleerd.
Tegen laatstvermeld tussenvonnis heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij arrest van 27 juni 2000 heeft het Hof het vonnis van de Rechtbank te Breda van 28 juli 1998 bekrachtigd en de zaak naar voormelde Rechtbank verwezen ter verdere behandeling en afdoening.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 1.478,05 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren J.B. Fleers, H.A.M. Aaftink, D.H. Beukenhorst en O. de Savornin Lohman, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer O. de Savornin Lohman op 9 augustus 2002.