ECLI:NL:HR:2002:AE5226
Hoge Raad
- Cassatie
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag omzetbelasting en vertrouwensbeginsel
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X B.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 5 juni 2001, betreffende een naheffingsaanslag in de omzetbelasting over de jaren 1993 tot en met 1996. De naheffingsaanslag bedraagt f 12.715 aan enkelvoudige belasting, met een verhoging van de nageheven belasting van honderd procent. De Inspecteur heeft bij het vaststellen van de aanslag kwijtschelding verleend tot vijftig procent. Na bezwaar van belanghebbende heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag en de beschikking inzake de verhoging gehandhaafd. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur heeft bevestigd.
Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld. In de procedure zijn verschillende stukken ingediend, waaronder een verweerschrift van de Staatssecretaris van Financiën en conclusies van repliek en dupliek van de belanghebbende en de Staatssecretaris. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en zich gericht op de vraag of het opleggen van de naheffingsaanslag in strijd is met het vertrouwensbeginsel. Het Hof oordeelt dat belanghebbende geen in rechte te beschermen vertrouwen kan ontlenen aan het feit dat de Inspecteur op de hoogte was van de onvolledigheid van de administratie van belanghebbende. Dit oordeel wordt door de Hoge Raad niet als onjuist beschouwd en kan niet in cassatie worden getoetst.
De Hoge Raad heeft ook de overige middelen van belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep ongegrond. Het arrest is openbaar uitgesproken op 12 juli 2002.