ECLI:NL:HR:2002:AE5166

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 oktober 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C00/225HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • J.B. Fleers
  • A.G. Pos
  • P.C. Kop
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen de Ontvanger van de Belastingdienst inzake terugbetaling en beslagheffing

In deze zaak heeft eiser tot cassatie, [eiser], de Ontvanger van de Belastingdienst in kort geding gedagvaard voor de President van de Rechtbank te 's-Hertogenbosch. Eiser vorderde onder andere de terugbetaling van een bedrag van ƒ 136.547,55, vermeerderd met wettelijke rente, en de opheffing van een derdenbeslag dat op 10 oktober 1997 onder de Rabobank was gelegd. De President heeft op 29 april 1999 de vorderingen tot terugbetaling en opheffing van het beslag toegewezen, maar de overige vorderingen afgewezen. De Ontvanger heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 30 mei 2000 het vonnis van de President heeft vernietigd en de vorderingen van eiser heeft afgewezen.

Eiser heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het Hof. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent, die tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden, en dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Ontvanger zijn begroot op € 1.682,25 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen op 18 oktober 2002 en openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein.

Uitspraak

18 oktober 2002
Eerste Kamer
Nr. C00/225HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser], wonende te [woonplaats], Polen,
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST/ ONDERNEMINGEN EINDHOVEN, gevestigd te Eindhoven,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. H.D.O. Blauw.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploit van 18 maart 1999 verweerder in cassatie - verder te noemen: de Ontvanger - in kort geding gedagvaard voor de President van de Rechtbank te 's-Hertogenbosch en, kort gezegd, gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de Ontvanger te veroordelen:
a. het reeds uitgewonnen bedrag ad ƒ 136.547,55, vermeerderd met de hierover per 10 oktober 1997 belopen wettelijke rente, aan [eiser] terug te betalen;
b. het op 10 oktober 1997 onder de Rabobank [...] gelegde derdenbeslag op te heffen;
c. de betekeningskostenbeschikking van 10 oktober 1997 te vernietigen;
d. het bedrag ad ƒ 3.638,-- van de negatieve aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1995 aan [eiser] uit te betalen, vermeerderd met rente.
De Ontvanger heeft de vorderingen bestreden.
De President heeft bij vonnis van 29 april 1999 de hiervoor onder a en b genoemde vorderingen toegewezen en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft De Ontvanger hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij arrest van 30 mei 2000 heeft het Hof het vonnis van de President van de Rechtbank van 29 april 1999, voor zover daarbij de vordering van [eiser] werd toegewezen, vernietigd. Opnieuw rechtdoende heeft het Hof de vordering van [eiser] afgewezen en voornoemd vonnis voor het overige bekrachtigd.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Ontvanger heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 11 juli 2002 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Ontvanger begroot op € 1.682,25 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren J.B. Fleers, als voorzitter, A.G. Pos en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 18 oktober 2002.