ECLI:NL:HR:2002:AE4731
Hoge Raad
- Cassatie
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie over niet-ontvankelijkheid van bezwaar en beroep inzake aanslag inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 27 april 2001, nr. 00/2846. De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar dat belanghebbende had ingediend tegen een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1998. De Inspecteur had het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij het Hof, dat op 2 november 2000 het beroep eveneens niet-ontvankelijk verklaarde wegens overschrijding van de beroepstermijn. Belanghebbende heeft vervolgens verzet aangetekend tegen deze uitspraak, maar het Hof heeft dit verzet ongegrond verklaard.
In cassatie heeft belanghebbende zijn beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend, waarop belanghebbende een conclusie van repliek heeft ingediend. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat er geen sprake was van een verontschuldigbare termijnoverschrijding, zoals bedoeld in artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht. De Hoge Raad oordeelt dat belanghebbende, ondanks zijn psychische problemen en ziekte, tijdig maatregelen had kunnen treffen om de termijnoverschrijding te voorkomen, bijvoorbeeld door het indienen van een pro forma beroepschrift.
De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat de klacht van belanghebbende faalt en dat het oordeel van het Hof niet getuigt van een onjuiste opvatting van het recht. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten en heeft het beroep ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2002 door de raadsheer L. Monné als voorzitter, en de raadsheren P.J. van Amersfoort en J.W. van den Berge, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma.