ECLI:NL:HR:2002:AE4722
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- J.W. van den Berge
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Cassatie over onroerendezaakbelastingen en de toepassing van artikel 241 van de Gemeentewet
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft aanslagen in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 1998, opgelegd aan belanghebbende voor het genot krachtens zakelijk recht van de onroerende zaak aan de a-straat 1 te Z. De heffingsgrondslag voor deze aanslagen bedroeg f 431.000. Belanghebbende maakte bezwaar tegen deze aanslagen, maar werd door het hoofd van de afdeling heffingen en invordering niet-ontvankelijk verklaard. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij het Hof, dat het beroep gegrond verklaarde en de bestreden uitspraak vernietigde. Het Hof bepaalde dat het bezwaar van belanghebbende aanhangig bleef totdat de uitspraak in een andere procedure, die betrekking had op de waardering van de onroerende zaak, onherroepelijk was geworden.
De Hoge Raad behandelt de vraag of het Hof terecht heeft geoordeeld dat artikel 241 van de Gemeentewet van toepassing is. Dit artikel is bedoeld om te voorkomen dat er afzonderlijke procedures worden gevoerd over dezelfde feiten en omstandigheden die zowel van belang zijn voor de heffing van onroerendezaakbelastingen als voor de vaststelling van de waarde van de onroerende zaak. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof terecht heeft vastgesteld dat in dit geval sprake is van een situatie waarin artikel 241 van de Gemeentewet van toepassing is. De Hoge Raad verklaart het beroep van het college ongegrond en bevestigt de uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door de vice-president E. Korthals Altes als voorzitter, en de raadsheren L. Monné, P.J. van Amersfoort, J.W. van den Berge en C.J.J. van Maanen, en is openbaar uitgesproken op 28 juni 2002. Tevens wordt er een griffierecht geheven van € 327, waarbij een eerder betaald bedrag van f 327 (€ 142,94) in mindering wordt gebracht, zodat er nog € 184,06 resteert.