ECLI:NL:HR:2002:AE4703

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 juni 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C00/314HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • H.A.M. Aaftink
  • O. de Savornin Lohman
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over vordering tot betaling en rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid

In deze zaak heeft de verweerster in cassatie, niet verschenen, bij exploit van 13 januari 1997 de eiseres tot cassatie, destijds handelende onder de naam [A] c.s., gedagvaard voor de Rechtbank te Amsterdam. De verweerster vorderde een bedrag van ƒ 87.500,--, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 januari 1994. De Rechtbank heeft op 18 november 1998 de vordering van de verweerster jegens de eiseres toegewezen, maar de vordering tegen [betrokkene 1] afgewezen. De eiseres heeft hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 13 juli 2000 het vonnis van de Rechtbank heeft bekrachtigd. Tegen dit arrest heeft de eiseres cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld, waarbij de advocaat van de eiseres de zaak heeft toegelicht. De conclusie van de Advocaat-Generaal F.B. Bakels was om het beroep te verwerpen en de eiseres in de kosten te veroordelen. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiseres in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, tot op deze uitspraak aan de zijde van de verweerster begroot op nihil. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden, en dat nadere motivering niet nodig is, gezien artikel 81 RO.

Uitspraak

28 juni 2002
Eerste Kamer
Nr. C00/314HR
WS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres], gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. J.H. van Gelderen,
t e g e n
[Verweerster], gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerster in cassatie - verder te noemen: [verweerster] - heeft bij exploit van 13 januari 1997 [betrokkene 1], kantoorhoudende te [vestigingsplaats], en eiseres tot cassatie, destijds handelende onder de naam [A] c.s., advocaten en belastingadviseurs, gevestigd te [vestigingsplaats], - verder afzonderlijk te noemen: [betrokkene 1] en [eiseres] - gedagvaard voor de Rechtbank te Amsterdam en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [betrokkene 1] en [eiseres] hoofdelijk, des dat de een betalende, de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen om aan [verweerster] te betalen een bedrag van ƒ 87.500,--, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag met ingang van 1 januari 1994 tot aan de dag der algehele voldoening.
[Betrokkene 1] en [eiseres] hebben de vordering bestreden.
De Rechtbank heeft bij vonnis van 18 november 1998 de vordering van [verweerster] jegens [eiseres] toegewezen en de vordering tegen [betrokkene 1] afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 13 juli 2000 heeft het Hof het vonnis van de Rechtbank, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigd.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de niet verschenen [verweerster] is verstek verleend.
[Eiseres] heeft de zaak doen toelichten door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.B. Bakels strekt tot verwerping van het beroep, met veroordeling van [eiseres] in de kosten, tot op heden aan de zijde van [verweerster] begroot op nihil.
De advocaat van [eiseres] heeft bij brief van 5 april 2002 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.E.M van der Putt-Lauwers, als voorzitter, H.A.M. Aaftink en O. de Savornin Lohman, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 28 juni 2002.