ECLI:NL:HR:2002:AE4473
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J. Zuurmond
- F.W.G.M. van Brunschot
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag loonbelasting en de kwalificatie van medewerkers in een coffeeshop
In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen die aan belanghebbende is opgelegd over het tijdvak van 1 januari 1994 tot en met 31 december 1994. De naheffingsaanslag werd aanvankelijk vastgesteld op ƒ 14.917, maar na bezwaar door de belanghebbende werd deze door de Inspecteur verminderd tot ƒ 13.875. Belanghebbende ging in beroep bij het Gerechtshof, dat het beroep gedeeltelijk gegrond verklaarde en de uitspraak van de Inspecteur vernietigde. Hierna stelde belanghebbende beroep in cassatie in tegen de uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad oordeelt dat de omstandigheid dat voldaan wordt aan de materiële voorwaarden van de dienstbetrekking, voldoende is om de medewerkers van belanghebbende als werknemers in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 aan te merken. Dit oordeel van het Hof werd bestreden door belanghebbende, die aanvoerde dat de overeenkomst met zijn medewerkers nietig was vanwege de illegale activiteiten die zij verrichtten. De Hoge Raad stelt echter vast dat, hoewel de activiteiten van de medewerkers illegaal zijn, dit niet betekent dat er geen loon is ontvangen in de zin van de Wet. De Hoge Raad bevestigt dat de fiscale wetgever aansluiting heeft gezocht bij het civielrechtelijke begrip dienstbetrekking en dat de medewerkers, ondanks de illegale context, recht hebben op loon.
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van het Hof, waarbij belanghebbende inhoudingsplichtig wordt geacht. De proceskosten worden niet toegewezen, omdat de Hoge Raad geen termen aanwezig acht voor een veroordeling in de proceskosten.