ECLI:NL:HR:2002:AE4437

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 september 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C00/287HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • C.H.M. Jansen
  • A.G. Pos
  • P.C. Kop
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de toepasselijkheid van de CAO voor zorgverzekeraars en schadevergoeding na onrechtmatige non-actiefstelling

In deze zaak heeft eiseres tot cassatie, hierna aangeduid als [eiseres], Stogon en de onderlinge Waarborgmaatschappij Oostnederland Zorgverzekeraar Ziekenfonds U.A. gedagvaard voor de Kantonrechter te Enschede. Eiseres vorderde onder andere dat de arbeidsovereenkomst met Stogon onder de CAO voor zorgverzekeraars valt, en dat Stogon en Oostnederland Zorgverzekeraar gehouden zijn om het sociaal plan van Oostnederland Zorgverzekeraar toe te passen. Tevens vorderde zij de onrechtmatige non-actiefstelling per 1 oktober 1996 in te trekken. Stogon en Oostnederland Zorgverzekeraar hebben de vorderingen bestreden. Eiseres heeft haar vorderingen later gewijzigd en vorderde schadevergoeding voor het niet naleven van de CAO en het sociaal plan, inclusief een jaar salaris en kosten voor outplacement.

De Kantonrechter heeft in een tussenvonnis een comparitie van partijen gelast en eiseres opgedragen bewijs te leveren dat het sociaal plan van Oostnederland van toepassing is. Uiteindelijk heeft de Kantonrechter in een eindvonnis van 22 april 1999 de vorderingen van eiseres afgewezen. Eiseres heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Almelo, die de beslissing van de Kantonrechter heeft bekrachtigd in een eindvonnis van 28 juni 2000. Eiseres heeft vervolgens cassatie ingesteld, terwijl Stogon voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep heeft ingesteld.

De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekte tot verwerping van het principaal beroep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten in de middelen niet tot cassatie kunnen leiden en dat het voorwaardelijk incidenteel beroep geen behandeling behoeft. De Hoge Raad heeft het principaal beroep verworpen en eiseres in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld.

Uitspraak

13 september 2002
Eerste Kamer
Nr. C00/287HR
MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres], wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie, voorwaardelijk incidenteel verweerster,
advocaat: mr. E. Meijer,
t e g e n
STICHTING ONTWIKKELING GEZONDHEIDSZORG OOST-NEDERLAND STOGON, gevestigd te Enschede,
VERWEERSTER in cassatie, voorwaardelijk incidenteel eiseres,
advocaat: mr. R.A.A. Duk.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - heeft bij een ongedateerd exploit verweerster in cassatie - verder te noemen: Stogon - en de onderlinge Waarborgmaatschappij Oostnederland Zorgverzekeraar Ziekenfonds U.A., gevestigd te Enschede, hierna: Oostnederland Zorgverzekeraar, op verkorte termijn gedagvaard voor de Kantonrechter te Enschede en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. uit te spreken dat op de arbeidsovereenkomst van [eiseres] met Stogon de CAO voor de zorgverzekeraars van toepassing is om reden dat Stogon moet worden aangemerkt als een organisatie-onderdeel van Oostnederland Zorgverzekeraar, althans om reden dat het voor Stogon werkzame personen geacht moet worden in dienst te zijn van Oostnederland Zorgverzekeraar, althans om reden dat Stogon als vallende onder artikel 1, a, sub 2 en/of 3 als werkgever moet worden beschouwd die door deze CAO gebonden is;
subsidiair uit te spreken dat Stogon en Oostnederland Zorgverzekeraar gehouden zijn jegens [eiseres] toepassing te geven aan het voor het personeel van Oostnederland Zorgverzekeraar geldende sociaal plan in het algemeen en aan het bepaalde in de artikelen 7 en 8 van dit plan in het bijzonder;
2. Stogon en Oostnederland Zorgverzekeraar te veroordelen de op non-actiefstelling van [eiseres] per 1 oktober 1996 als onrechtmatig jegens [eiseres] in te trekken.
Stogon en Oostnederland Zorgverzekeraar hebben de vorderingen bestreden.
Bij conclusie van repliek heeft [eiseres] haar vordering tegen Oostnederland Zorgverzekeraar ingetrokken. Voorts heeft zij daarbij het onder 1 en 2 in het petitum van de inleidende dagvaarding gevorderde ingetrokken en vervangen door de volgende gewijzigde eis: Stogon te veroordelen tot vergoeding van de schade die [eiseres] heeft geleden als gevolg van het slechts ten dele jegens haar naleven van de ook voor haar geldende CAO en het daarop gebaseerde sociaal plan, te weten:
a. een jaar salaris inclusief vakantiegeld, vergoedingen en emolumenten;
b. de kosten van een outplacement, te stellen op ƒ 25.000,--;
c. vergoeding van het verlies aan pensioen- en wachtgeldjaren, nader op te maken bij staat.
Stogon heeft ook de gewijzigde vorderingen van [eiseres] bestreden.
De Kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 9 oktober 1997 een comparitie van partijen gelast en bij tussenvonnis van 23 april 1998 [eiseres] opgedragen de CAO-bepalingen over te leggen en haar in de gelegenheid gesteld, en voor zoveel nodig opgedragen te bewijzen, dat op haar het sociaal plan van Oostnederland, welke in werking is getreden op 1 februari 1995, van toepassing is.
Na enquête heeft de Kantonrechter bij eindvonnis van 22 april 1999 de vorderingen afgewezen.
Tegen dit eindvonnis heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Almelo. Bij memorie van grieven heeft zij de grondslag van haar eis gewijzigd en aangevuld.
Bij tussenvonnis van 22 december 1999 heeft de Rechtbank een comparitie van partijen gelast en bij eindvonnis van 28 juni 2000 heeft zij de bestreden beslissing van de Kantonrechter van 22 april 1999 bekrachtigd.
Het eindvonnis van de Rechtbank is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het eindvonnis van de Rechtbank heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. Stogon heeft zowel tegen het tussenvonnis als tegen het eindvonnis van de Rechtbank voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende het voorwaardelijk incidenteel beroep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het principaal beroep.
3. Beoordeling van de middelen in het principaal beroep
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu de voorwaarde niet is vervuld, behoeft het voorwaardelijk incidenteel beroep geen behandeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het principaal beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Stogon begroot op € 359,48 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.H.M. Jansen, als voorzitter, A.G. Pos en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 13 september 2002.