ECLI:NL:HR:2002:AE4390
Hoge Raad
- Cassatie
- G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- A.G. Pos
- D.H. Beukenhorst
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van US$ 280.000 en verduistering door gevolmachtigde
In deze zaak heeft de eiseres tot cassatie, [eiseres], een vordering ingesteld tegen de verweerder in cassatie, [verweerder], voor de Rechtbank te Maastricht. De eiseres vorderde een bedrag van US$ 280.000, vermeerderd met wettelijke rente, op grond van vermeende verduistering door de verweerder, die als gevolmachtigde van de moeder van eiseres zou hebben gehandeld. De Rechtbank heeft de vordering bij verstekvonnis toegewezen, maar de verweerder kwam in verzet. De Rechtbank heeft vervolgens partijen tot bewijslevering toegelaten, maar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch heeft het vonnis van de Rechtbank vernietigd en de eiseres opnieuw tot bewijslevering toegelaten. De eiseres heeft cassatie ingesteld tegen dit tussenarrest van het Hof.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 21 juni 2002 geoordeeld dat de bewijslast ten aanzien van de stelling dat de verweerder het bedrag van US$ 150.000 aan de moeder van eiseres heeft afgedragen, op de verweerder rustte. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het Gerechtshof en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof onvoldoende inzicht had gegeven in zijn gedachtengang en dat de bewijsopdracht aan de eiseres onterecht was. De Hoge Raad veroordeelde de verweerder in de kosten van het geding in cassatie, tot op dat moment begroot op € 4.356,95 aan verschotten en € 1.590,-- voor salaris.