ECLI:NL:HR:2002:AE4388
Hoge Raad
- Cassatie
- C.H.M. Jansen
- A.G. Pos
- P.C. Kop
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de opheffing van beslagen op onroerend goed
In deze zaak hebben de verweersters in cassatie, de Friesch-Groningse Hypotheekbank N.V. en de rechtspersoon naar Duits recht BHW Bausparkasse AG, een kort geding aangespannen tegen de eiseressen tot cassatie. De eiseressen, FGH en BHW, hadden eerder beslagen gelegd op een pand dat toebehoorde aan de verweersters. De verweersters vorderden in kort geding dat de rechtbank te Maastricht hen zou toestaan om de beslagen op te heffen. De President van de Rechtbank te Maastricht heeft deze vordering op 6 maart 2000 geweigerd, waarop de verweersters hoger beroep hebben ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het Hof heeft op 19 september 2000 het vonnis van de President vernietigd en de eiseressen bevolen om de beslagen op te heffen. Tegen dit arrest hebben FGH en BHW cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent, die tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie konden leiden. Dit was volgens de Hoge Raad niet nodig om nadere motivering te geven, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiseressen in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 286,88 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.