ECLI:NL:HR:2002:AE4199
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Verkeersongeval en de verplichting tot identificatie na een ongeval
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarbij de verdachte is veroordeeld voor het verlaten van de plaats van een verkeersongeval. Het ongeval vond plaats op 12 december 1997 te Rijswijk, waar de verdachte, die zijn auto met een ladder op het dak had geparkeerd, betrokken was bij een aanrijding met een fietser. De fietser, [betrokkene 1], raakte gewond en de verdachte verliet de plaats van het ongeval zonder zijn gegevens achter te laten.
De Hoge Raad oordeelt dat de verdachte, door zijn auto zodanig te parkeren dat de ladder over de fietsstrook uitstak, betrokken was bij het ongeval in de zin van artikel 7, eerste lid aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994. De Hoge Raad bevestigt dat de wet vereist dat iedereen die bij een ongeval betrokken is, de gelegenheid moet bieden tot vaststelling van zijn identiteit, ongeacht of hij als bestuurder of verkeersdeelnemer kan worden aangemerkt. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep, omdat de gebezigde bewijsmiddelen voldoende zijn om de betrokkenheid van de verdachte bij het ongeval vast te stellen.
De uitspraak van het Hof, die de verdachte heeft veroordeeld tot een geldboete van zeshonderd gulden, subsidiair twaalf dagen hechtenis, blijft in stand. De Hoge Raad concludeert dat er geen gronden zijn voor vernietiging van de bestreden uitspraak en dat het beroep verworpen moet worden. Dit arrest is gewezen op 1 oktober 2002 door de Hoge Raad der Nederlanden, met de vice-president en vier raadsheren.