ECLI:NL:HR:2002:AE4195
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen niet-ontvankelijk verklaring hoger beroep wegens termijnoverschrijding
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een uitspraak van de Rechtbank te 's-Gravenhage, die de verdachte niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn hoger beroep. De verdachte, geboren in 1941 en tevens advocaat, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de Kantonrechter, waarin hij was veroordeeld tot twee weken hechtenis en een geldboete van tweeduizend gulden. De Rechtbank oordeelde dat het hoger beroep te laat was ingesteld, omdat de verdachte dit pas op 7 januari 2000 deed, terwijl de termijn voor het instellen van hoger beroep veertien dagen na de einduitspraak was. De verdachte stelde dat hij niet op de hoogte was van de uitspraak, die op 16 december 1999 had plaatsgevonden, en dat hij pas op 6 januari 2000 kennisnam van het vonnis.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd en de zaak verwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling. De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank onvoldoende had gemotiveerd waarom de verdachte niet-ontvankelijk was in zijn hoger beroep. De Hoge Raad benadrukte dat als de verdachte niet tijdig op de hoogte was gesteld van de uitspraak, de overschrijding van de beroepstermijn niet voor zijn rekening zou moeten komen. Dit arrest benadrukt het belang van goede communicatie vanuit de griffie en de noodzaak voor rechters om zorgvuldig om te gaan met termijnen in hoger beroep.