ECLI:NL:HR:2002:AE4090

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 oktober 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C01/304HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • P. Neleman
  • J.B. Fleers
  • A.G. Pos
  • O. de Savornin Lohman
  • P.C. Kop
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid werkgever voor bedrijfsongeval met broodmes

In deze zaak heeft eiseres tot cassatie, werkzaam bij Fair Play, een vordering ingesteld tegen haar werkgever wegens aansprakelijkheid voor een bedrijfsongeval dat zich voordeed op 9 december 1996. Eiseres, die als beheerder werkzaam was, raakte tijdens het snijden van broodjes met een nieuw broodmes haar wijsvinger, wat leidde tot een operatie. Eiseres vorderde bij de Kantonrechter te Heerlen dat Fair Play aansprakelijk werd verklaard voor het ongeval en dat zij schadevergoeding zou ontvangen. De Kantonrechter heeft de vordering van eiseres toegewezen, maar Fair Play ging in hoger beroep bij de Rechtbank te Maastricht, die het vonnis van de Kantonrechter vernietigde en de vordering van eiseres afwees. Eiseres heeft hierop cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de Rechtbank niet onbegrijpelijk heeft geoordeeld dat Fair Play niet tekortgeschoten is in haar zorgplicht. De Rechtbank oordeelde dat er geen bijzondere instructies nodig waren voor het gebruik van het broodmes en dat eiseres, als ervaren kracht, bekend was met de werkzaamheden. De Hoge Raad heeft het beroep van eiseres verworpen en haar in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 4 oktober 2002, waarbij de conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier tot vernietiging van de bestreden uitspraak en verwijzing naar het Hof te 's-Hertogenbosch strekte.

Uitspraak

4 oktober 2002
Eerste Kamer
Nr. C01/304HR
MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres], wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt,
t e g e n
FAIR PLAY CENTERS B.V., gevestigd te Kerkrade,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. A.G. Castermans.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - heeft bij exploit van 20 april 1999 verweerster in cassatie - verder te noemen: Fair Play - gedagvaard voor de Kantonrechter te Heerlen en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voorzover de wet zulks vereist:
1. te verklaren voor recht dat Fair Play aansprakelijk is voor het bedrijfsongeval wat [eiseres] op 9 december 1996 te Maastricht is overkomen;
2. Fair Play deswege te veroordelen om aan [eiseres] te voldoen alle schade die zij geleden heeft, lijdt en nog zal lijden, deze schade op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, alsmede Fair Play te veroordelen om de wettelijke rente te voldoen over alle bedragen die zij uiteindelijk aan [eiseres] zal blijken verschuldigd te zijn, deze rente te vergoeden vanaf 9 december 1996, althans vanaf 25 maart 1998, althans vanaf 1 april 1998, meer subsidiair vanaf 19 mei 1998 tot aan de dag der algehele voldoening.
Flair Play heeft de vordering bestreden.
De Kantonrechter heeft bij vonnis van 5 juli 2000 de vordering van [eiseres] omtrent de verklaring voor recht en de schadevergoeding toegewezen en de vordering tot vergoeding van de wettelijke rente afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft Fair Play hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Maastricht.
Bij vonnis van 5 juli 2001 heeft de Rechtbank het vonnis van de Kantonrechter te Heerlen van 5 juli 2000 vernietigd en opnieuw rechtdoende de vordering van [eiseres] afgewezen.
Het vonnis van de Rechtbank is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van de Rechtbank heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Fair Play heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot verwijzing naar het Hof te 's-Hertogenbosch.
De advocaat van [eiseres] heeft bij brief van 10 juni 2002 op die conclusie gereageerd.
De advocaat van Fair Play heeft bij brief van 18 juni 2002 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie moet, deels veronderstellenderwijs, van het volgende worden uitgegaan.
[Eiseres] is sedert 12 maart 1990 werkzaam bij Fair Play, laatstelijk in de functie van beheerder. Naast het verrichten van kassawerkzaamheden en het houden van toezicht in de speelhal, diende [eiseres] keukenwerkzaamheden uit te voeren. Op 9 december 1996 was [eiseres] werkzaam in het filiaal van Fair Play te Maastricht. Op die dag diende zij te beginnen met de keukenwerkzaamheden, waaronder het snijden en smeren van zachte puntbroodjes. [Eiseres] heeft zich bij het doorsnijden van het eerste broodje met een broodmes in de wijsvinger van haar linkerhand gesneden. Zij heeft een zenuw in de radiaire zijde van haar linkerwijsvinger geraakt, waarvoor zij diezelfde dag in het ziekenhuis geopereerd is. Het broodmes was nieuw (of geslepen). [Eiseres] wist dit niet.
3.2 [Eiseres] heeft gevorderd te verklaren voor recht dat Fair Play aansprakelijk is voor (de gevolgen van) het bedrijfsongeval dat haar op 9 december 1996 is overkomen en Fair Play te veroordelen tot vergoeding van alle door haar geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat.
De Kantonrechter heeft de vordering van [eiseres] toegewezen.
De Rechtbank heeft het vonnis van de Kantonrechter vernietigd en, opnieuw rechtdoende, de vordering van [eiseres] afgewezen.
3.3 Het middel richt een aantal motiveringsklachten tegen het oordeel van de Rechtbank dat Fair Play door haar werknemers niet erop te wijzen dat het broodmes nieuw (of geslepen) was, niet is tekortgeschoten in haar zorgplicht als bedoeld in art. 7:658 lid 1 BW.
3.4 De Rechtbank heeft haar door het middel bestreden beslissing doen steunen op, onder meer, de in haar rov. 5.2 vervatte oordelen dat de keuken, waar het ongeval plaatsvond, voldoende ruimte bood, dat [eiseres] alleen aanwezig was, dat zij niet werd afgeleid en dat de werkzaamheden niet onder een grote werkdruk plaatsvonden, alsmede dat [eiseres] een ervaren kracht was, bekend met de betreffende werkzaamheden (het smeren van broodjes, althans het hanteren van een broodmes), die niet afwijken van in de thuissituatie regelmatig voorkomende werkzaamheden, waarvoor - buiten de normaal in acht te nemen voorzichtigheid - geen bijzondere aandacht, concentratie en/of kennis vereist is. De Rechtbank heeft in rov. 5.2 tevens in aanmerking genomen dat de stelling van Fair Play dat er geen richtlijnen (ARBO-richtlijnen, instructienormen en dergelijke) zijn, die aparte instructies voor deze soort van werkzaamheden voorschrijven, door [eiseres] onbesproken is gelaten.
3.5 De Rechtbank heeft voorts in rov. 5.2 geoordeeld dat de centrale vraag die in dit geval dient te worden beoordeeld, is of Fair Play is tekortgeschoten in haar zorgplicht. Tegen dit oordeel is in cassatie - terecht - geen klacht gericht. Met art. 7:658 lid 1 BW wordt immers niet beoogd een absolute waarborg te scheppen voor de bescherming van de werknemer tegen het gevaar van ongevallen die hem kunnen overkomen door het gebruik van de werktuigen en gereedschappen, waarmee de werkgever de arbeid doet verrichten. Deze bepaling heeft de strekking een zorgplicht in het leven te roepen en verplicht de werkgever voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt.
3.6 Het oordeel van de Rechtbank dat Fair Play door haar werknemers niet te waarschuwen voor het nieuwe (of geslepen) broodmes niet is tekortgeschoten in haar zorgplicht als bedoeld in art. 7:658 lid 1 BW, is niet onbegrijpelijk en behoefde, in aanmerking genomen dat van algemene bekendheid is dat een mes dat geschikt is om zachte puntbroodjes mee te snijden zo scherp is dat de gebruiker daarvan het gevaar loopt zich bij dat werk te snijden, geen nadere motivering dan door de Rechtbank is gegeven. Hierop stuiten alle klachten af.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Fair Play begroot op € 301,85 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren J.B. Fleers, A.G. Pos, O. de Savornin Lohman en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 4 oktober 2002.