ECLI:NL:HR:2002:AE4087

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 september 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C01/072HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • H.A.M. Aaftink
  • O. de Savornin Lohman
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de verplichting tot ondertekening van een koopovereenkomst en eigendomsoverdracht van onroerend goed

In deze zaak heeft de verweerster in cassatie, die niet verschenen was, eiser tot cassatie gedagvaard in kort geding voor de President van de Rechtbank te 's-Gravenhage. De verweerster vorderde dat de eiser zou worden verplicht om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis een koopovereenkomst te ondertekenen en mee te werken aan de eigendomsoverdracht van een onroerende zaak gelegen aan de [a-straat] nr. [1] te [woonplaats], tegen betaling van een koopsom van ƒ 1.075.000,--. Bij niet-naleving zou een dwangsom van ƒ 25.000,-- per dag worden opgelegd. De eiser heeft de vordering bestreden, maar de President van de Rechtbank heeft op 27 juli 2000 de vordering afgewezen.

Hierop heeft de verweerster hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage. Het Hof heeft op 15 februari 2001 het vonnis van de President vernietigd en de vordering van de verweerster alsnog toegewezen. Tegen dit arrest heeft de eiser cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan het arrest gehecht. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. L.A. van der Niet. De Procureur-Generaal heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft op 27 september 2002 het beroep verworpen en de eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de verweerster op nihil zijn begroot. De Hoge Raad oordeelde dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden en dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

27 september 2002
Eerste Kamer
Nr. C01/072HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser], wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. L.A. van der Niet,
t e g e n
[Verweerster], wonende te [woonplaats], Canada,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerster in cassatie - verder te noemen: [verweerster] - heeft bij exploit van 22 juli 2000 eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - in kort geding gedagvaard voor de President van de Rechtbank te 's-Gravenhage en gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [eiser] te gebieden, binnen zeven dagen na betekening van het te dezen te wijzen vonnis, over te gaan tot ondertekening van de door een notariskantoor opgestelde koopovereenkomst en mee te werken aan de eigendomsoverdracht van de onroerende zaak [a-straat] nr. [1] te [woonplaats] tegen betaling van de koopsom ten bedrage van ƒ 1.075.000,--, zulks op verbeurte van een dwangsom van ƒ 25.000,-- per dag, dan wel een gedeelte van een dag dat [eiser] in gebreke blijft aan genoemd bevel te voldoen.
[Eiser] heeft de vordering bestreden.
De President van de Rechtbank heeft bij vonnis van 27 juli 2000 de vordering afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [verweerster] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 15 februari 2001 heeft het Hof het bestreden vonnis vernietigd en opnieuw rechtdoende de vordering van [verweerster] alsnog toegewezen.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerster] is verstek verleend.
[Eiser] heeft de zaak doen toelichten door zijn advocaat.
De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raads- heren A.E.M. van der Putt-Lauwers, als voorzitter, H.A.M. Aaftink en O. de Savornin Lohman, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 27 september 2002.