ECLI:NL:HR:2002:AE4080

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 oktober 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C01/326HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R. Herrmann
  • J.B. Fleers
  • D.H. Beukenhorst
  • O. de Savornin Lohman
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van uitzendbureau voor schade door ongeval van uitzendkracht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 oktober 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen UITZENDBUREAU EXCELLENT B.V. en [verweerder]. De zaak betreft de aansprakelijkheid van het uitzendbureau voor de schade die [verweerder] heeft geleden als gevolg van een ongeval op 6 maart 1996. [Verweerder] had Excellent gedagvaard voor de Kantonrechter te Rotterdam, waarbij hij vorderde dat Excellent aansprakelijk werd gesteld voor zowel materiële als immateriële schade. De Kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 28 maart 1999 en een eindvonnis van 12 november 1999 de vordering van [verweerder] toegewezen. Excellent heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Rotterdam, die op 17 mei 1999 het vonnis van de Kantonrechter gedeeltelijk heeft vernietigd, maar Excellent alsnog aansprakelijk heeft gesteld voor de schade van [verweerder].

Excellent heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het vonnis van de Rechtbank, terwijl [verweerder] incidenteel cassatieberoep heeft ingesteld. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling bevestigd dat Excellent als werkgever aansprakelijk is voor de tekortkomingen van Ebrex, waar [verweerder] als uitzendkracht was tewerkgesteld. De Hoge Raad oordeelde dat, wanneer een werkgever zijn werknemer tewerkstelt bij een derde, hij aansprakelijk blijft voor de zorg voor de veiligheid van de werknemer, ook als hij deze zorg aan de derde heeft overgelaten.

De Hoge Raad heeft het principale beroep van Excellent verworpen en haar veroordeeld in de kosten van het geding. Ook het incidentele beroep van [verweerder] werd verworpen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van werkgevers in de context van uitzendwerk en de aansprakelijkheid voor de veiligheid van werknemers, ongeacht of deze aan een derde zijn uitbesteed.

Uitspraak

4 oktober 2002
Eerste Kamer
Nr. C01/326HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
UITZENDBUREAU EXCELLENT B.V., gevestigd te Rotterdam,
EISERES tot cassatie, verweerster in het incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. I. de Vink,
t e g e n
[Verweerder], wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie, eiser tot cassatie in het incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. M.E.M.G. Peletier.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - heeft bij exploit van 12 januari 1999 eiseres tot cassatie - verder te noemen: Excellent - gedagvaard voor de Kantonrechter te Rotterdam en gevorderd, voor zover thans nog van belang, te verklaren voor recht dat Excellent aansprakelijk is voor de materiele en immateriële schade die [verweerder] als gevolg van het ongeval van 6 maart 1996 heeft geleden en nog zal lijden, en te bepalen dat de schade nader wordt opgemaakt bij staat en vereffend volgens de wet, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ongeval tot aan die der algehele voldoening.
Excellent heeft de vordering bestreden en voorts een vrijwaringsincident ingeleid dat in cassatie geen rol meer speelt.
Na een tussenvonnis van 28 maart 1999 heeft de Kantonrechter bij eindvonnis van 12 november 1999 de gevorderde verklaring voor recht toegewezen en Excellent veroordeeld tot vergoeding van de door [verweerder] geleden schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 maart 1996 tot aan de dag van algehele voldoening, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
Tegen dit eindvonnis heeft Excellent hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Rotterdam.
Bij vonnis van 17 mei 1999 heeft de Rechtbank het bestreden vonnis vernietigd voor zover Excellent daarbij is veroordeeld "tot vergoeding van de door [verweerder] geleden schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 maart 1996 tot aan de dag van algehele voldoening, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet". In zoverre opnieuw rechtdoende heeft de Rechtbank Excellent veroordeeld tot vergoeding van de door [verweerder] geleden schade, inclusief de verschuldigde wettelijke rente daarover, zowel die schade als rente nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. Voor het overige heeft de Rechtbank het bestreden vonnis bekrachtigd.
Het vonnis van de Rechtbank is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van de Rechtbank heeft Excellent beroep in cassatie ingesteld. [Verweerder] heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van zowel het principaal als het incidenteel beroep.
3. Beoordeling van het middel in het principaal beroep
3.1 Wat betreft de feiten en het verloop van de procedure verwijst de Hoge Raad naar punt 2-7 van de conclusie van de Advocaat-Generaal en naar het hiervoor onder 1 overwogene.
3.2 De Kantonrechter heeft in rov. 4.1 overwogen:
"Zoals hiervoor is overwogen was [verweerder] ten tijde van het ongeval door Excellent als uitzendkracht uitgeleend aan Ebrex. Nu tussen partijen in confesso is dat Excellent de vervulling van haar verplichting ex artikel 7:658 BW aan Ebrex had overgelaten, is het uitgangspunt van partijen dat Excellent voor een eventueel tekortschieten van Ebrex terzake van de veiligheidsverplichtingen aansprakelijk is alsof het haar eigen tekortschieten betrof. Het gaat er dus inderdaad om of Ebrex BV tekort is geschoten in de nakoming van de op haar rustende veiligheidsverplichtingen ex artikel 7:658 BW."
Evenals de Kantonrechter kwam de Rechtbank tot de slotsom dat Ebrex en daarmee Excellent heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in art. 7:658 lid 1 BW en dat Excellent dus aansprakelijk is voor de schade die [verweerder] als gevolg van het hem overkomen ongeval heeft geleden.
Het middel houdt in de eerste plaats de klacht in dat de Rechtbank ten onrechte ervan is uitgegaan dat Excellent als werkgever voor een tekortschieten van Ebrex ter zake van de voor haar uit art. 7:658 voortvloeiende veiligheidsverplichtingen aansprakelijk is alsof het haar eigen tekortschieten betrof, nu zij de vervulling van die verplichtingen aan Ebrex had overgelaten.
Deze klacht faalt. Ook onder de werking van art. 7:658 geldt dat, wanneer een werkgever zijn werknemer tewerkstelt bij een derde teneinde werkzaamheden ter uitvoering van diens bedrijf te verrichten en daarbij in dier voege gebruik maakt van de hulp van de derde dat hij de zorg voor de veiligheid van de werknemer geheel of gedeeltelijk aan de derde overlaat, hij voor een tekortschieten van de derde in die zorg aansprakelijk is als voor eigen tekortschieten (vgl. HR 15 juni 1990, nr. 13 925, NJ 1990, 716).
3.3 De overige klachten van het middel kunnen evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beoordeling van het middel in het incidentele beroep
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
in het principale beroep:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Excellent in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 1.648,62 in totaal, waarvan € 1.594,74 op de voet van art. 243 Rv. te betalen aan de Griffier, en € 53,88 aan [verweerder];
in het incidentele beroep:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [verweerder] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Excellent begroot op € 68,02 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren J.B. Fleers, D.H. Beukenhorst, O. de Savornin Lohman en A. Hammerstein, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 4 oktober 2002.