ECLI:NL:HR:2002:AE3784
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- H.A.M. Aaftink
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid van een ziekenhuis wegens medische fout
In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R.Th.R.F. Carli, het Ziekenhuis, vertegenwoordigd door mr. G.C. Makkink, gedagvaard voor de Rechtbank te Utrecht. Eiser vorderde dat het Ziekenhuis aansprakelijk werd gesteld voor een medische fout en verzocht om schadevergoeding, zowel materieel als immaterieel, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. De Rechtbank heeft in een tussenvonnis van 19 maart 1997 het Ziekenhuis in de gelegenheid gesteld bewijs te leveren van de door haar aangevoerde verweren. Na getuigenverhoor heeft de Rechtbank op 25 november 1998 het Ziekenhuis veroordeeld tot schadevergoeding aan eiser, te bepalen op te maken bij staat.
Het Ziekenhuis heeft tegen deze vonnissen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam. In het arrest van 30 maart 2000 heeft het Hof overwogen dat het aan eiser was om bewijs te leveren en heeft de zaak naar de rol verwezen voor akte uitlating aan de zijde van eiser. Eiser heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het Hof. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal F.B. Bakels strekte tot verwerping van het beroep, met veroordeling van eiser in de kosten.
De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, begroot op € 286,88 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.