ECLI:NL:HR:2002:AE3784

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 juni 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C00/270HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • H.A.M. Aaftink
  • O. de Savornin Lohman
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van een ziekenhuis wegens medische fout

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R.Th.R.F. Carli, het Ziekenhuis, vertegenwoordigd door mr. G.C. Makkink, gedagvaard voor de Rechtbank te Utrecht. Eiser vorderde dat het Ziekenhuis aansprakelijk werd gesteld voor een medische fout en verzocht om schadevergoeding, zowel materieel als immaterieel, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. De Rechtbank heeft in een tussenvonnis van 19 maart 1997 het Ziekenhuis in de gelegenheid gesteld bewijs te leveren van de door haar aangevoerde verweren. Na getuigenverhoor heeft de Rechtbank op 25 november 1998 het Ziekenhuis veroordeeld tot schadevergoeding aan eiser, te bepalen op te maken bij staat.

Het Ziekenhuis heeft tegen deze vonnissen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam. In het arrest van 30 maart 2000 heeft het Hof overwogen dat het aan eiser was om bewijs te leveren en heeft de zaak naar de rol verwezen voor akte uitlating aan de zijde van eiser. Eiser heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het Hof. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal F.B. Bakels strekte tot verwerping van het beroep, met veroordeling van eiser in de kosten.

De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, begroot op € 286,88 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

7 juni 2002
Eerste Kamer
Nr. C00/270HR
AP
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser], wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. R.Th.R.F. Carli,
t e g e n
STICHTING INRICHTING VAN DIAKONESSEN IN NEDERLAND, gevestigd te Utrecht,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. R. Overeem, thans mr. G.C. Makkink.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploit van 29 september 1995 verweerster in cassatie - verder te noemen: het Ziekenhuis - gedagvaard voor de Rechtbank te Utrecht en gevorderd te verklaren voor recht dat het Ziekenhuis aansprakelijk is wegens een gemaakte medische fout en het Ziekenhuis te veroordelen de materiële en immateriële schade van [eiser] te betalen zoals op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
Het Ziekenhuis heeft de vordering bestreden.
De Rechtbank heeft bij tussenvonnis van 19 maart 1997 het Ziekenhuis in de gelegenheid gesteld bewijs te leveren van hetgeen dienaangaande onder rov. 4.9 van haar vonnis is vermeld en iedere verdere beslissing aangehouden. Na getuigenverhoor heeft de Rechtbank bij eindvonnis van 25 november 1998 het Ziekenhuis veroordeeld tot schadevergoeding aan [eiser], nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
Tegen beide vonnissen van de Rechtbank heeft het Ziekenhuis hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 30 maart 2000, waarin het Hof onder meer heeft overwogen dat het aan [eiser] is bewijs te leveren, heeft het Hof de zaak naar de rol verwezen voor akte uitlating aan de zijde van [eiser] en bepaald dat het Ziekenhuis daarop, desgewenst, zal kunnen reageren.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het Ziekenhuis heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.B. Bakels strekt tot verwerping van het beroep, met veroordeling van [eiser] in de kosten.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van het Ziekenhuis begroot op € 286,88 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers, als voorzitter, H.A.M. Aaftink en O. de Savornin Lohman, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 7 juni 2002.