ECLI:NL:HR:2002:AE3576

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 juni 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00832/01
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen veroordeling voor onvoldoende zorg voor gevaarlijk dier

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van een verdachte die was veroordeeld door het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor het niet voldoende zorgdragen voor een gevaarlijk dier. De verdachte was eerder vrijgesproken van een primair tenlastegelegde misdrijf, maar was wel veroordeeld voor de subsidiair tenlastegelegde overtreding. De Hoge Raad heeft op 25 juni 2002 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de verdachte niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn cassatieberoep. De advocaat van de verdachte, mr. G.G.J. Knoops, had een middel van cassatie voorgesteld, maar de plaatsvervangend Procureur-Generaal Fokkens concludeerde dat de Hoge Raad de verdachte niet-ontvankelijk zou verklaren. De Hoge Raad oordeelde dat het beroep niet gericht was tegen de vrijspraak en dat de voorwaarden voor ontvankelijkheid in cassatie niet waren vervuld. De uitspraak van het Hof werd daarmee bevestigd, en de verdachte bleef veroordeeld tot een geldboete van ƒ 250,--, subsidiair vijf dagen hechtenis. Dit arrest is gewezen door de vice-president en vier raadsheren, en is gepubliceerd op rechtspraak.nl.

Uitspraak

25 juni 2002
Strafkamer
nr. 00832/01
ES/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 19 oktober 2000, nummer 22/000918-00, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1955, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Dordrecht van 20 oktober 1999 - de verdachte vrijgesproken van het hem bij inleidende dagvaarding onder 1 primair tenlastegelegde misdrijf en hem voorts ter zake van de onder 1 subsidiair bewezenverklaarde overtreding "geen voldoende zorg dragen voor het onschadelijk houden van een onder zijn hoede staand gevaarlijk dier" veroordeeld tot een geldboete van ƒ 250,--, subsidiair vijf dagen hechtenis.
2. Geding in cassatie
Het beroep - dat kennelijk niet is gericht tegen de gegeven vrijspraak - is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G.G.J. Knoops, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De plaatsvervangend Procureur-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn cassatieberoep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.1. Het cassatieberoep betreft de veroordeling ter zake van de hiervoor onder 1 vermelde overtreding. Ingevolge art. 68 (oud) RO staat tegen een arrest van een gerechtshof voorzover betreffende een of meer overtredingen beroep in cassatie open, tenzij terzake in de einduitspraak met toepassing van art. 9a Sr geen straf of maatregel is opgelegd, dan wel geen andere straf of maatregel is opgelegd dan een geldboete tot een (gezamenlijk) maximum van vijfhonderd gulden, alles behoudens indien het gaat om een overtreding van een verordening van een provincie, een gemeente, een waterschap of een met toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen ingesteld openbaar
lichaam.
3.2. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de verdachte niet kan worden ontvangen in het ingestelde cassatieberoep.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het cassatieberoep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, J.P. Balkema, A.J.A. van Dorst en E.J. Numann, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 25 juni 2002.