ECLI:NL:HR:2002:AE3389
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- A.G. Pos
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de rechtsgeldigheid van executoriaal beslag door een vereniging tegen piramidespelen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 september 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de Vereniging tegen Piramidespelen en de Ontvanger van de Belastingdienst. De Vereniging had in kort geding executoriaal beslag gelegd op de woning van een betrokken persoon, [betrokkene], die was veroordeeld tot schadevergoeding wegens deelname aan een piramidespel. De Ontvanger vorderde opheffing van dit beslag, stellende dat de Vereniging misbruik van recht maakte door het beslag te handhaven, terwijl andere schuldeisers bereid waren het beslag op te heffen om een hogere opbrengst uit de verkoop van de woning te realiseren.
De President van de Rechtbank te Rotterdam had de vordering van de Ontvanger toegewezen en de voorzieningen van de Vereniging afgewezen. De Vereniging ging in hoger beroep, maar het Gerechtshof te 's-Gravenhage bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en wees de vorderingen van de Vereniging in reconventie af. De Vereniging stelde cassatie in, maar de Hoge Raad oordeelde dat de vordering van de Vereniging uit onrechtmatige daad geen voorrang had boven de belastingvordering van de Ontvanger, die op basis van de Invorderingswet 1990 een hoge rangorde had.
De Hoge Raad concludeerde dat de leden van de Vereniging welbewust hadden deelgenomen aan het piramidespel en dat de situatie van de Vereniging niet vergelijkbaar was met die in eerdere arresten waarin sprake was van onmiskenbare vergissingen. De Hoge Raad verwierp het beroep van de Vereniging en veroordeelde haar in de kosten van het geding in cassatie. Deze uitspraak bevestigt de rechtspositie van de Ontvanger in het geval van belastingvorderingen en de toepassing van het preferentiesysteem in het civiele recht.