ECLI:NL:HR:2002:AE3377
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- A.G. Pos
- O. de Savornin Lohman
- P.C. Kop
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van het vonnis van de Rechtbank inzake loonvordering en functiewaardering
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 september 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen DELTA TRANSPORT INTERNATIONAL B.V. (DTI) en [verweerder]. De zaak betreft een loonvordering van [verweerder], die in dienst was bij DTI als luchtvrachtexpediteur. [Verweerder] vorderde betaling van achterstallig loon, vakantietoeslag en overuren, die hij meende te zijn misgelopen door een verkeerde inschaling in de functieloonschaal. De Kantonrechter te Rotterdam had de vordering van [verweerder] afgewezen, maar de Rechtbank te Rotterdam vernietigde dit vonnis en veroordeelde DTI tot betaling van een bedrag van ƒ 17.317,49 bruto, vermeerderd met wettelijke verhogingen en rente.
DTI ging in cassatie tegen het vonnis van de Rechtbank. De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank de bepalingen van de CAO niet correct had geïnterpreteerd. De Hoge Raad stelde vast dat de CAO, die algemeen verbindend was verklaard, bepalingen bevatte die de aanspraken van werknemers op salaris in verband met functiewaardering reguleerden. De Hoge Raad vernietigde het vonnis van de Rechtbank en verwees de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. Tevens werd [verweerder] in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van correcte functiewaardering en de gevolgen daarvan voor de salarisbepaling van werknemers. De zaak illustreert ook de rol van de CAO in het waarborgen van de rechten van werknemers met betrekking tot hun salaris en functiewaardering.