ECLI:NL:HR:2002:AE3371
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- H.A.M. Aaftink
- A.G. Pos
- O. de Savornin Lohman
- P.C. Kop
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van het arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage inzake exoneratiebeding en deklading
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 september 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door [eiseres] tegen het arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft een geschil over de reikwijdte van een exoneratiebeding dat betrekking heeft op deklading, zoals opgenomen in een cognossement. De verweerders in cassatie, [verweerder 1] en [verweerster 2], hadden [eiseres] gedagvaard voor de Rechtbank te Rotterdam, waarbij zij vorderden tot betaling van een bedrag van ƒ 10.025,--, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De Rechtbank had een comparitie van partijen bevolen en [eiseres] bewijslevering opgedragen. Het Gerechtshof bekrachtigde het vonnis van de Rechtbank, maar dit werd door [eiseres] bestreden in cassatie.
De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Gerechtshof onjuist was, voor zover het Hof had geoordeeld dat exoneratie niet geldig kon worden overeengekomen voor schade aan deklading die tijdens het laden en lossen ontstaat. De Hoge Raad concludeerde dat de vrijheid van contractspartijen om aansprakelijkheid uit te sluiten zich ook uitstrekt tot de periode van laden en lossen. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het Gerechtshof en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling en beslissing. Tevens werden de verweerders in cassatie veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [eiseres] waren begroot op € 430,26 aan verschotten en € 1.590,-- voor salaris.