ECLI:NL:HR:2002:AE3365
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen veroordeling voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waarin de verdachte is veroordeeld voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De Hoge Raad behandelt het beroep dat is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door mr. S.C.M. Asselbergs. De zaak betreft een incident dat zich heeft voorgedaan in de periode van maart tot en met april 1999, waarbij de verdachte, een bekende van de familie van het slachtoffer, gedragingen heeft verricht die als ontuchtig zijn gekwalificeerd. Het slachtoffer, een 13-jarig kind met gedragsproblemen, werd door de verdachte onder druk gezet om bepaalde handelingen te verrichten. De verdachte heeft het slachtoffer gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen door gebruik te maken van zijn fysieke en geestelijke overwicht.
Het Gerechtshof heeft de verdachte in hoger beroep veroordeeld tot twee maanden voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van twee jaar, en daarnaast tot het verrichten van onbetaalde arbeid. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. De Hoge Raad oordeelt dat de bewezenverklaring door het Hof toereikend is gemotiveerd en dat de klachten van de verdachte niet kunnen leiden tot cassatie. De Hoge Raad concludeert dat er geen gronden zijn voor vernietiging van de bestreden uitspraak en verwerpt het beroep.
De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 10 september 2002, waarbij de vice-president en twee raadsheren aanwezig waren. De zaak is van belang voor de rechtsontwikkeling met betrekking tot de betekenis van 'feitelijkheden' in de context van artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht.