ECLI:NL:HR:2002:AE3344
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- H.A.M. Aaftink
- A.G. Pos
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Cassatie over beëindiging schuldsaneringsregeling en analogische toepassing van procesrecht
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de schuldsaneringsregeling van twee schuldenaren, echtelieden, die in staat van faillissement waren verklaard. De Rechtbank te Breda had op 9 november 1998 de schuldenaren failliet verklaard en op 10 juli 2001 een saneringsplan vastgesteld. Het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch vernietigde op 1 augustus 2001 de vonnissen van de Rechtbank, uitsluitend wat betreft de termijn van de schuldsaneringsregeling, en stelde deze vast op 28 november 2001. Op 27 november 2001 werd de behandeling van de beëindiging van de schuldsaneringsregeling aangehouden tot 18 december 2001, waar de Rechtbank de toepassing van de regeling beëindigde en een rechter-commissaris benoemde voor nader onderzoek. De schuldenaren gingen in hoger beroep, maar het Hof verklaarde hen niet-ontvankelijk in hun hoger beroep tegen de aanhouding van de beslissingen omtrent de 'schone lei-verklaring'.
Tegen het arrest van het Hof stelden de schuldenaren cassatie in bij de Hoge Raad, die op 12 juli 2002 uitspraak deed. De Hoge Raad vernietigde de arresten van het Gerechtshof en verwees de zaken naar het Gerechtshof te Arnhem. De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekte tot vernietiging van de bestreden arresten. De Hoge Raad oordeelde dat de analogische toepassing van artikel 429n lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet van toepassing was op de schuldsaneringsprocedure, en dat er geen grond was voor de niet-ontvankelijkheid van de schuldenaren in hun hoger beroep. Dit arrest heeft belangrijke implicaties voor de rechtspraktijk rondom schuldsaneringen en de mogelijkheden voor hoger beroep in dergelijke procedures.