ECLI:NL:HR:2002:AE3247
Hoge Raad
- Cassatie
- W.E. Haak
- G.J.M. Corstens
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- E.J. Numann
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het cassatieberoep tegen een uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van een verdachte tegen een uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, gedateerd 6 februari 2001. De verdachte, geboren in 1952 en ten tijde van de uitspraak gedetineerd in het Huis van Bewaring op Curaçao, heeft beroep in cassatie ingesteld. De plaatsvervangend Procureur-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd dat de dagaanzegging van de behandeling in cassatie nietig is, waardoor de zaak van de rol moet worden gevoerd. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld aan de hand van de relevante wetgeving, met name artikel 11 van de Cassatieregeling voor de Nederlandse Antillen en Aruba.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de aanzegging op 12 februari 2002 in persoon aan de verdachte is betekend, conform de vereisten van het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen. Echter, het exploot vermeldde wel de dag van uitreiking, maar niet het uur, wat volgens de wetgeving tot nietigheid van de betekening zou kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, hoewel de niet-vermelding van het uur van uitreiking een tekortkoming is, het belang van de verdachte niet is geschaad omdat de aanzegging in persoon heeft plaatsgevonden en de verdachte tijdig op de hoogte was van de zitting.
Uiteindelijk concludeert de Hoge Raad dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het cassatieberoep, omdat hij niet tijdig een schriftuur met middelen van cassatie heeft ingediend. Dit arrest is gewezen door de president en de raadsheren van de Hoge Raad, waarbij mr. G.J.M. Corstens buiten staat was om het arrest te ondertekenen.