ECLI:NL:HR:2002:AE3177
Hoge Raad
- Cassatie
- F.W.G.M. van Brunschot
- P. Lourens
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof inzake aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 28 juni 2001, nr. BK-00/01663, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1996. Aan belanghebbende was een aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 1.144.567. Na bezwaar van belanghebbende is deze aanslag verminderd tot f 1.143.130, waarvan een aanzienlijk deel, f 1.083.799, belast was naar het tarief van artikel 57 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Het Hof heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarop belanghebbende in cassatie is gegaan.
De Hoge Raad heeft de middelen van belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de uitspraak van het Hof bevestigt.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 24 mei 2002, waarbij de raadsheer F.W.G.M. van Brunschot als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren P. Lourens en J.C. van Oven, en in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.