ECLI:NL:HR:2002:AE2881
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- A.G. Pos
- O. de Savornin Lohman
- P.C. Kop
- Rechtspraak.nl
Hoofdelijkheid van aansprakelijkheid voor belasting- en premieschulden van een vennootschap
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 mei 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure waarbij de hoofdelijkheid van aansprakelijkheid voor belasting- en premieschulden van een vennootschap aan de orde was. De eiser, aangeduid als [eiser], was gedagvaard door de Ontvanger van de Belastingdienst, die vorderde dat [eiser] hoofdelijk aansprakelijk werd gesteld voor de belasting- en premieschulden van [C] B.V. De Rechtbank te Middelburg had de vordering van de Ontvanger toegewezen, en het Gerechtshof te 's-Gravenhage had dit vonnis in hoger beroep bekrachtigd.
De Hoge Raad oordeelde dat de Ontvanger niet voldoende had voldaan aan zijn verplichtingen om [eiser] in te lichten over de gevolgen van het niet op de juiste wijze voldoen aan de meldingsverplichting inzake betalingsonmacht. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het Gerechtshof en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat de Ontvanger in de kosten van het geding in cassatie werd veroordeeld, tot op deze uitspraak begroot op € 331,20 aan verschotten en € 1.590,-- voor salaris.
De zaak benadrukt het belang van de juiste procedurele stappen die de Ontvanger moet volgen bij het vaststellen van aansprakelijkheid voor belasting- en premieschulden, en de noodzaak voor duidelijke communicatie met betrokkenen over hun rechten en plichten. De uitspraak heeft implicaties voor de aansprakelijkheid van bestuurders en de rol van de belastingdienst in dergelijke procedures.