ECLI:NL:HR:2002:AE2646
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J.P. Balkema
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarbij de verdachte op 1 maart 2001 was veroordeeld voor meerdere feiten die in strijd zijn met de Opiumwet. De verdachte, geboren in 1940 en ten tijde van de uitspraak gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'De Dordtse Poorten', heeft beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door advocaten mr. G.P. Hamer en mr. A.M. Ficq-Kengen. De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd dat het beroep verworpen moet worden.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak van het Hof beoordeeld en vastgesteld dat de klachten die in de schriftuur zijn gepresenteerd, niet door de raadsman zijn ingediend, maar door de verdachte zelf. Hierdoor kunnen deze klachten niet worden meegenomen in de beoordeling van de cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, zonder dat er grond was voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak. Dit arrest is uitgesproken op 18 juni 2002 door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend-griffier.