ECLI:NL:HR:2002:AE2381
Hoge Raad
- Cassatie
- C.H.M. Jansen
- A.G. Pos
- P.C. Kop
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Cassatie van Farmerhoeve B.V. tegen de erven van [betrokkene 1] inzake vorderingen en bevoegdheid van de Rechtbank
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure van Farmerhoeve B.V. tegen de erven van [betrokkene 1]. De zaak begon met een vordering van Farmerhoeve bij de Rechtbank te Leeuwarden op 19 maart 1996, waarin zij [betrokkene 1] verzocht te betalen voor een bedrag van ƒ 31.029,06, vermeerderd met wettelijke rente. [Betrokkene 1] heeft de vordering bestreden en in reconventie een bedrag van ƒ 30.058,79 gevorderd. Tijdens de procedure heeft Farmerhoeve verschillende verzoeken ingediend, waaronder een exceptie van onbevoegdheid en een verzoek tot niet-ontvankelijkheid van [betrokkene 1]. De Rechtbank heeft zich uiteindelijk bevoegd verklaard en de zaak naar de rol verwezen voor voortprocederen. Na het overlijden van [betrokkene 1] op 8 november 1997, hebben de erven [betrokkene 1] de procedure geschorst. Farmerhoeve heeft vervolgens een dagvaarding tot hervatting van het geding uitgebracht. De Rechtbank heeft in tussenvonnissen verschillende beslissingen genomen, waaronder het gelasten van een comparitie van partijen.
Het Gerechtshof te Leeuwarden heeft op 28 juni 2000 het vonnis van de Rechtbank vernietigd voor zover het betrekking had op de vordering van Farmerhoeve met betrekking tot de hengst Farmer. Het Hof heeft de zaak terugverwezen naar de Rechtbank voor verdere behandeling. Farmerhoeve heeft cassatie ingesteld tegen het arrest van het Hof. De erven [betrokkene 1] hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de zaak is toegelicht door hun advocaat. De Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en Farmerhoeve veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, begroot op € 438,90 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. De uitspraak is gedaan op 12 juli 2002 door de raadsheren C.H.M. Jansen, A.G. Pos en P.C. Kop, en openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein.