ECLI:NL:HR:2002:AE2370
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- H.A.M. Aaftink
- D.H. Beukenhorst
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Cassatie van een vordering tot betaling door Tara Engineering B.V. tegen een niet verschenen verweerster
In deze zaak heeft Tara Engineering B.V. (hierna: Tara) op 5 juni 1997 verweerster in cassatie gedagvaard voor de Rechtbank te Utrecht. Tara vorderde een betaling van ƒ 932.166,--, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 oktober 1994. De Rechtbank heeft de vordering op 13 januari 1999 afgewezen. Tara heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 10 augustus 2000 het vonnis van de Rechtbank heeft bekrachtigd. Tegen dit arrest heeft Tara cassatie ingesteld. De verweerster is niet verschenen in de procedure, waardoor verstek is verleend. Tara heeft haar zaak laten toelichten door haar advocaat, en de conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekte tot verwerping van het beroep in cassatie.
De Hoge Raad heeft op 12 juli 2002 het beroep in cassatie verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het middel zijn aangevoerd niet tot cassatie konden leiden. Dit was volgens de Hoge Raad niet nodig om nadere motivering te geven, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Tara werd in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de verweerster op nihil zijn begroot. Het arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein.