ECLI:NL:HR:2002:AE2370

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juli 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C00/325HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • H.A.M. Aaftink
  • D.H. Beukenhorst
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van een vordering tot betaling door Tara Engineering B.V. tegen een niet verschenen verweerster

In deze zaak heeft Tara Engineering B.V. (hierna: Tara) op 5 juni 1997 verweerster in cassatie gedagvaard voor de Rechtbank te Utrecht. Tara vorderde een betaling van ƒ 932.166,--, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 oktober 1994. De Rechtbank heeft de vordering op 13 januari 1999 afgewezen. Tara heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 10 augustus 2000 het vonnis van de Rechtbank heeft bekrachtigd. Tegen dit arrest heeft Tara cassatie ingesteld. De verweerster is niet verschenen in de procedure, waardoor verstek is verleend. Tara heeft haar zaak laten toelichten door haar advocaat, en de conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekte tot verwerping van het beroep in cassatie.

De Hoge Raad heeft op 12 juli 2002 het beroep in cassatie verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het middel zijn aangevoerd niet tot cassatie konden leiden. Dit was volgens de Hoge Raad niet nodig om nadere motivering te geven, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Tara werd in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de verweerster op nihil zijn begroot. Het arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein.

Uitspraak

12 juli 2002
Eerste Kamer
Nr. C00/325HR
AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
TARA ENGINEERING B.V., gevestigd te Vugt,
EISERES tot cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. F.M. Wachter, thans mr. R.F. Thunnissen,
t e g e n
[Verweerster], gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: Tara - heeft bij exploit van 5 juni 1997 verweerster in cassatie - verder te noemen: [verweerster] - gedagvaard voor de Rechtbank te Utrecht en gevorderd bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [verweerster] te veroordelen om aan Tara te betalen een bedrag van ƒ 932.166,--, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 oktober 1994 tot aan de dag der algehele voldoening.
[Verweerster] heeft de vordering bestreden.
De Rechtbank heeft bij vonnis van 13 januari 1999 de vordering afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft Tara hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 10 augustus 2000 heeft het Hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigd.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft Tara beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de niet verschenen [verweerster] is verstek verleend.
Tara heeft de zaak doen toelichten door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Tara in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers, als voorzitter, H.A.M. Aaftink en D.H. Beukenhorst, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 12 juli 2002.