ECLI:NL:HR:2002:AE2338
Hoge Raad
- Cassatie
- C.H.M. Jansen
- A.G. Pos
- P.C. Kop
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Cassatie over schadevergoeding en wettelijke rente in civiele procedure
In deze zaak heeft Walmaro B.V. (eiseres tot cassatie) een vordering ingesteld tegen [verweerder] (verweerder in cassatie) met betrekking tot schadevergoeding. De vordering is voortgekomen uit een eerdere uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waarin [verweerder] was veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan Walmaro. Walmaro heeft in eerste instantie een bedrag van ƒ 1.393.113,70 gevorderd, maar dit bedrag is in latere stadia van de procedure verminderd. De Rechtbank te 's-Hertogenbosch heeft in een vonnis van 25 juni 1999 [verweerder] veroordeeld tot betaling van ƒ 34.950,--, maar Walmaro heeft hoger beroep ingesteld en haar eis gewijzigd naar ƒ 1.391.548,31. Het Gerechtshof heeft het vonnis van de Rechtbank bekrachtigd, maar de ingangsdatum van de wettelijke rente gewijzigd naar 11 januari 1998.
Walmaro heeft cassatie ingesteld tegen het arrest van het Hof, terwijl [verweerder] incidenteel cassatieberoep heeft ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de klachten van Walmaro niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft de beslissing van het Hof vernietigd voor zover het de ingangsdatum van de wettelijke rente betreft, en heeft bepaald dat de wettelijke rente verschuldigd is vanaf 16 september 1997. Tevens heeft de Hoge Raad Walmaro veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.
De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak benadrukt dat de wettelijke rente pas kan ingaan wanneer uitdrukkelijk aanspraak op rente is gemaakt. Dit is van belang voor de rechtsontwikkeling en de rechtseenheid. De zaak is uiteindelijk afgedaan door de Hoge Raad, die de eerdere vonnissen heeft bekrachtigd en de kosten heeft toegewezen aan Walmaro.