ECLI:NL:HR:2002:AE2262
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J. Zuurmond
- F.W.G.M. van Brunschot
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot aanmerkelijke kans en kwade trouw
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, die betrekking heeft op een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1992. Aan belanghebbende was eerder een aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 60.000, met een verhoging wegens niet-tijdige aangifte. Later werd een navorderingsaanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 126.860, eveneens met een verhoging wegens niet-tijdige aangifte en een verhoging van kwijtschelding. De Inspecteur handhaafde deze aanslagen na bezwaar, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Gerechtshof.
Het Gerechtshof vernietigde de uitspraak van de Inspecteur en verminderde de navorderingsaanslag tot f 126.860 zonder verhoging. Deze uitspraak werd echter door de Hoge Raad vernietigd, met verwijzing naar het Gerechtshof voor verdere behandeling. Het Hof oordeelde dat er een aanmerkelijke kans bestond dat het aandeel van belanghebbende in de firmawinst te laag was begrepen in de primitieve aanslag. Dit oordeel was gebaseerd op de informatie die belanghebbende in zijn aangifte voor 1991 had verstrekt, waaruit de Inspecteur had kunnen afleiden dat belanghebbende geen belangrijke wijziging in zijn belastbare inkomen verwachtte.
Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld, maar de Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had geoordeeld dat belanghebbende zich bewust had blootgesteld aan de kans dat zijn aandeel in de firmawinst te laag zou worden begrepen. De Hoge Raad concludeerde dat belanghebbende te kwader trouw was in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. De Hoge Raad verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten.