ECLI:NL:HR:2002:AE2206
Hoge Raad
- Cassatie
- G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp
- A.E.M. van der Putt Lauwers
- H.A.M. Aaftink
- A.G. Pos
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Cassatie over erfgenamen en vorderingen uit onrechtmatige daad
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door [eiser] tegen de erven van [betrokkene A]. De zaak begon met een vordering die [eiser] op 25 september 1996 had ingesteld tegen [betrokkene A] bij de Rechtbank te 's-Hertogenbosch. [Eiser] vorderde onder andere een bedrag van ƒ 26.032,13, vermeerderd met wettelijke rente, en de kosten van buitengerechtelijke rechtsbijstand. [Betrokkene A] heeft de vorderingen bestreden en in voorwaardelijke reconventie een vergoeding gevorderd van [eiser]. De Rechtbank heeft op 31 juli 1998 de vordering van [eiser] afgewezen en in voorwaardelijke reconventie geen beslissing genomen.
Na het overlijden van [betrokkene A] hebben de erven de procedure overgenomen. Het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch heeft op 29 mei 2000 het vonnis van de Rechtbank bekrachtigd. Tegen dit arrest heeft [eiser] cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal F.B. Bakels strekte tot verwerping van het beroep, met veroordeling van [eiser] in de kosten.
De Hoge Raad heeft op 3 mei 2002 het beroep verworpen en [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 420,75 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. De in de middelen aangevoerde klachten konden niet tot cassatie leiden, en de Hoge Raad oordeelde dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.