ECLI:NL:HR:2002:AE2186

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 juni 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R01/045HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • P. Neleman
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • H.A.M. Aaftink
  • D.H. Beukenhorst
  • P.C. Kop
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over terugbetaling en schuldbekentenis in relatie tot gebruiksbelasting en schadevergoeding

In deze zaak heeft eiseres tot cassatie, wonende op Curaçao, een verzoekschrift ingediend bij het Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen, waarin zij verweerder in cassatie verzocht te veroordelen tot terugbetaling van een bedrag van Naƒ 18.583,84, vermeerderd met rente en kosten. Verweerder heeft de vordering bestreden en in reconventie vorderingen ingesteld tegen eiseres, waaronder betaling van gebruiksbelasting en schadevergoeding. Het Gerecht in Eerste Aanleg heeft op 15 mei 2000 in conventie en reconventie vonnis gewezen, waarbij het beslag van waarde werd verklaard en de schuldbekentenis van 25 maart 1998 werd vernietigd. Eiseres heeft hoger beroep ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, dat op 9 januari 2001 het vonnis heeft bevestigd met een aanpassing in de formulering van de schuldbekentenis. Eiseres heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het vonnis van het Hof en het eerdere vonnis van het Gerecht in Eerste Aanleg. De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep voor zover dit zich richt tegen het vonnis in prima en tot verwerping van het beroep voor het overige. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiseres in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De in de middelen aangevoerde klachten konden niet tot cassatie leiden, aangezien deze geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling met zich meebrachten.

Uitspraak

28 juni 2002
Eerste Kamer
Nr. R01/045HR
WS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres], wonende op Curaçao, Nederlandse Antillen,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. B.R. Angad-Gaur,
t e g e n
[Verweerder], wonende te [woonplaats] op Curaçao, Nederlandse Antillen,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 29 december 1998 ter griffie van het Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, ingediend verzoekschrift heeft eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - zich gewend tot dat Gerecht en gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - te veroordelen tot terugbetaling van een bedrag van Naƒ 18.583,84, vermeerderd met rente en kosten en het gelegde conservatoir beslag van waarde te verklaren.
[Verweerder] heeft de vordering bestreden en zijnerzijds in reconventie - zakelijk weergegeven - gevorderd [eiseres] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling van:
- haar aandeel in de gebruiksbelasting over de periode dat zij met [verweerder] heeft samengewoond;
- haar aandeel in een reis ad Naƒ 3.000,--;
- haar aandeel in een eventuele schadevergoeding door [verweerder] te betalen aan de Rabobank;
subsidiair:
- [Verweerder] te compenseren voor eventueel koersverlies geleden over de periode dat bij de afsluiting van de hypotheek afsluiting wel mogelijk is geweest;
- De overeenkomst die geleid heeft tot de schuldbekentenis van 25 maart 1998 op grond van dwaling te vernietigen, dan wel ontbinding van die overeenkomst op grond van redelijkheid en billijkheid.
[Eiseres] heeft in reconventie de vorderingen bestreden.
Het Gerecht in Eerste Aanleg heeft bij tussenvonnis van 11 oktober 1999 een comparitie van partijen gelast.
Bij eindvonnis van 15 mei 2000 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg:
in conventie:
- [verweerder] veroordeeld om aan [eiseres] te betalen een bedrag van Naƒ 3.887,27, vermeerderd met de rente vanaf de datum van indiening van het inleidend verzoekschrift;
- het gelegde beslag van waarde verklaard;
- het meer of anders gevorderde afgewezen;
in reconventie:
- de schuldbekentenis van 25 maart 1998 vernietigd;
- [eiseres] veroordeeld om aan [verweerder] te betalen haar aandeel in de gebruiksbelasting over de periode dat zij met hem heeft samengewoond;
- het meer of anders gevorderde afgewezen.
Tegen voormeld eindvonnis heeft [eiseres] zowel in conventie als in reconventie hoger beroep ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba.
Bij vonnis van 9 januari 2001 heeft het Hof het vonnis waarvan beroep bevestigd, met dien verstande dat in reconventie in plaats van "de schuldbekentenis van 25 maart 1998" dient te worden gelezen "de overeenkomst van 25 maart 1998".
Het vonnis van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van het Hof van 9 januari 2001, alsmede derhalve tegen het vonnis in Eerste Aanleg van 15 mei 2000, heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerder] heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot niet-ontvankelijkverklaring voorzover het beroep zich richt tegen het in prima gewezen vonnis, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers, H.A.M. Aaftink, D.H. Beukenhorst en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 28 juni 2002.