ECLI:NL:HR:2002:AE2124

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 augustus 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C00/306HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • C.H.M. Jansen
  • J.B. Fleers
  • P.C. Kop
  • O. de Savornin Lohman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over vorderingen tot betaling en ontbinding van een overeenkomst in civiel recht

In deze zaak heeft eiser tot cassatie, handelende onder de naam [...], een vordering ingesteld tegen verweerders in cassatie, die zijn vertegenwoordigd door hun advocaat mr. H.A. Groen. De zaak betreft een geschil dat zijn oorsprong vindt in een rechtszaak die op 30 december 1993 is gestart bij de Rechtbank te Alkmaar. Eiser vorderde een bedrag van ƒ 151.466,28,-- van verweerders, vermeerderd met wettelijke rente, als gevolg van wanprestatie door verweerders in de nakoming van hun contract. Verweerders hebben de vorderingen bestreden en in reconventie vorderingen ingesteld tegen eiser, waaronder een ontbinding van de overeenkomst en betaling van herstelkosten.

De Rechtbank heeft in een tussenvonnis van 21 december 1995 een comparitie van partijen gelast en in een later tussenvonnis van 29 januari 1998 verweerders toegelaten tot bewijslevering. Uiteindelijk heeft de Rechtbank op 14 januari 1999 in conventie de vorderingen van eiser afgewezen en in reconventie de vorderingen van verweerders grotendeels toegewezen. Eiser heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 22 juni 2000 de vonnissen heeft bekrachtigd en de ontbinding van de overeenkomst heeft afgewezen.

Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het Hof. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper, die tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 286,88 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen op 9 augustus 2002 en openbaar uitgesproken door raadsheer O. de Savornin Lohman.

Uitspraak

9 augustus 2002
Eerste Kamer
Nr. C00/306HR
SB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser], handelende onder de naam [...], wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
1. [Verweerster 1], tegenwoordig geheten [...], gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [Verweerder 2], wonende te [woonplaats],
3. [Verweerder 3], wonende te [woonplaats],
4. [Verweerder 4],wonende te [woonplaats],
5. [Verweerder 5], wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. H.A. Groen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploit van 30 december 1993 (de rechtsvoortgangers van) verweerders in cassatie - verder te noemen: [verweerder] c.s. - gedagvaard voor de Rechtbank te Alkmaar en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [verweerder] c.s. hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen om:
- aan [eiser] te betalen een bedrag van ƒ 151.466,28,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 december 1993; en
- aan [eiser] de schade te vergoeden welke hij heeft geleden en nog lijdt als gevolg van de wanprestatie (verwijtbare tekortkomingen) van [verweerder] c.s. in de nakoming van hun contract met hem, een en ander op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
[Verweerder] c.s. hebben de vorderingen bestreden en van hun kant in reconventie gevorderd bij vonnis, voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. voorwaardelijk - voor het geval de onderhavige overeenkomst nog moet worden geacht tussen partijen te bestaan - deze overeenkomst tussen partijen ontbonden te verklaren;
b. [eiser] te veroordelen om aan [verweerder] c.s. te betalen (1) een bedrag ad ƒ 88.699,33 en (2) een bedrag gelijk aan de kosten van uitvoering van herstelwerkzaamheden en het afmaken van het ten processe bedoelde bouwwerk, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 december 1993, en
c. [eiser] te veroordelen om binnen 14 dagen na de betekening van het door de Rechtbank uit te spreken vonnis, de van zijn zijde nog aanwezige roerende zaken op het terrein van het bedrijf van [verweerder] c.s. aan de [a-straat 1] te [woonplaats] te (doen) verwijderen met machtiging op hen dit zelve te (doen) bewerkstelligen, indien [eiser] na afloop van genoemde termijn hiertoe in gebreke blijft, op kosten van [eiser] en - zo nodig - met behulp van de politie en justitie.
[Eiser] heeft in reconventie de vorderingen bestreden.
De Rechtbank heeft bij tussenvonnis van 21 december 1995 een comparitie van partijen gelast en bij tussenvonnis van 29 januari 1998, nadat die comparitie was gehouden, in conventie [verweerder] c.s. tot bewijslevering toegelaten en in reconventie iedere beslissing aangehouden. Na enquête heeft de Rechtbank bij eindvonnis van 14 januari 1999 in conventie het gevorderde afgewezen en in reconventie de vorderingen grotendeels toegewezen.
Tegen de vonnissen van 29 januari 1998 en 14 januari 1999 heeft [eiser] in conventie en in reconventie hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam. Bij memorie van grieven heeft [eiser] zijn eis vermeerderd met een vordering tot ontbinding van de overeenkomst, voorzover deze nog tussen partijen bestaat en voorzover het de afbouw na 18 november 1993 betreft van het door [eiser] voor [verweerder] c.s. gebouwde bouwwerk te [woonplaats].
Bij arrest van 22 juni 2000 heeft het Hof de vonnissen waarvan beroep bekrachtigd en de in hoger beroep gevorderde ontbinding afgewezen.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding en de akte houdende rectificatie van de cassatiedagvaarding zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
[Verweerder] c.s. hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor [verweerder] c.s. mede door mr. M.E.M.G. Peletier, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] c.s. begroot op € 286,88 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.H.M. Jansen, als voorzitter, J.B. Fleers en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer O. de Savornin Lohman op 9 augustus 2002.