ECLI:NL:HR:2002:AE2122

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 juni 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C00/305HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • H.A.M. Aaftink
  • O. de Savornin Lohman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en cassatieprocedure

In deze zaak heeft de Stichting Mitros, verweerster in cassatie, op 7 september 1998 eiser tot cassatie, hierna te noemen [eiser], gedagvaard voor de Kantonrechter te Utrecht. Mitros vorderde de ontbinding van de huurovereenkomst met betrekking tot een garage aan de Minister Talmastraat 363 te Utrecht, met onmiddellijke ingang. De Kantonrechter heeft op 12 mei 1999 de huurovereenkomst ontbonden. [Eiser] heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Utrecht, die op 12 juli 2000 het vonnis van de Kantonrechter heeft bekrachtigd en de vordering van [eiser] heeft afgewezen. Tegen dit vonnis heeft [eiser] cassatie ingesteld.

In de cassatieprocedure heeft Mitros geconcludeerd tot verwerping van het beroep, waarbij de zaak is toegelicht door haar advocaat en door mr. E.M. van Boven, advocaat bij de Hoge Raad. De Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 286,88 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.

De Hoge Raad heeft in zijn arrest op 14 juni 2002 geoordeeld dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

14 juni 2002
Eerste Kamer
Nr. C00/305HR
C.P.
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser], wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. J.C. Meijroos,
t e g e n
STICHTING MITROS, gevestigd te Utrecht,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. M. Breur.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerster in cassatie - verder te noemen: Mitros - heeft bij exploit van 7 september 1998 eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - gedagvaard voor de Kantonrechter te Utrecht en gevorderd bij vonnis, voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de huurovereenkomst tussen Mitros en [eiser] terzake van de garage aan de Minister Talmastraat 363 te Utrecht met onmiddellijke ingang te ontbinden.
[Eiser] heeft de vordering bestreden.
De Kantonrechter heeft bij vonnis van 12 mei 1999 de huurovereenkomst met ingang van de datum van dit vonnis ontbonden.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Utrecht.
Bij vonnis van 12 juli 2000 heeft de Rechtbank de vordering van [eiser] afgewezen en het vonnis van de Kantonrechter van 12 mei 1999 bekrachtigd.
Het vonnis van de Rechtbank is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van de Rechtbank heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Mitros heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
Mitros heeft de zaak doen toelichten door haar advocaat en door mr. E.M. van Boven, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Mitros begroot op € 286,88 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers, als voorzitter, H.A.M. Aaftink en O. de Savornin Lohman, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer O. de Savornin Lohman op 14 juni 2002.