ECLI:NL:HR:2002:AE1967
Hoge Raad
- Cassatie
- L. Monné
- J.W. van den Berge
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de waarde van onroerende zaak en bevoegdheid vertegenwoordiging in cassatie
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 9 februari 2001, betreffende de beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken. De waarde van de onroerende zaak aan de a-straat 1 te Z was vastgesteld op f 324.000 door de burgemeester en wethouders van de gemeente Hoogeveen (B en W). Na bezwaar van belanghebbende werd deze waarde verlaagd naar f 315.000. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat de uitspraak van B en W bevestigde. Hierop heeft belanghebbende cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak op 26 april 2002 geoordeeld over de bevoegdheid van het Hoofd van de centrale afdeling financiën om zich ter zitting te laten vertegenwoordigen. Het Hof had geoordeeld dat deze ambtenaar bevoegd was, maar belanghebbende betoogde dat uit het aanwijzingsbesluit niet bleek dat aan deze ambtenaar de bevoegdheid was verleend om zich ter zitting te laten vertegenwoordigen. De Hoge Raad oordeelde dat de ambtenaar zijn bevoegdheden rechtstreeks ontleent aan de wet en dat het betoog van belanghebbende onjuist was. De Hoge Raad concludeerde dat de middelen van belanghebbende niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten.
Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep ongegrond. Dit arrest is gewezen door de raadsheer L. Monné als voorzitter, en de raadsheren J.W. van den Berge en C.J.J. van Maanen, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2002.