ECLI:NL:HR:2002:AE1939

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 april 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C01/272HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • C.H.M. Jansen
  • J.B. Fleers
  • P.C. Kop
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van een vordering tot betaling door Scanex aan eiser

In deze zaak heeft Scanex B.V. eiser tot cassatie gedagvaard voor de Kantonrechter te Rotterdam, waarbij zij vorderde dat eiser zou worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van ƒ 5.412,93, vermeerderd met wettelijke rente. Eiser heeft de vordering bestreden, waarna de Kantonrechter een inlichtingencomparitie heeft gelast en Scanex bewijslevering heeft opgedragen. Eiser heeft hoger beroep ingesteld tegen het tussenvonnis van de Kantonrechter, waarop Scanex incidenteel appel heeft ingesteld. De Rechtbank te Rotterdam heeft op 31 mei 2001 het vonnis van de Kantonrechter vernietigd en de vordering van Scanex toegewezen. Eiser heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen dit vonnis. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekte tot verwerping van het beroep, en de advocaat van eiser heeft hierop gereageerd. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in het middel niet tot cassatie konden leiden, en dat verdere motivering niet nodig was, gezien artikel 81 RO. Het arrest is openbaar uitgesproken op 26 april 2002.

Uitspraak

26 april 2002
Eerste Kamer
Nr. C01/272HR
SB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser], wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. E.H.F. van 't Hoff,
t e g e n
SCANEX B.V., gevestigd te Zwijndrecht,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerster in cassatie - verder te noemen: Scanex - heeft bij exploit van 26 februari 1999 eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - gedagvaard voor de Kantonrechter te Rotterdam en gevorderd bij vonnis, voor zover wettelijk toelaatbaar uitvoerbaar bij voorraad, [eiser] te veroordelen om aan Scanex te betalen een bedrag van ƒ 5.412,93, te vermeerderen met de wettelijke rente over ƒ 4.465,-- vanaf 16 februari 1999.
[Eiser] heeft de vordering bestreden.
De Kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 4 januari 2000 een inlichtingencomparitie gelast en bij tussenvonnis van 20 juni 2000 Scanex bewijslevering opgedragen.
Tegen laatstvermeld tussenvonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Rotterdam. Scanex heeft incidenteel appel ingesteld.
Bij vonnis van 31 mei 2001 heeft de Rechtbank het vonnis van de Kantonrechter van 20 juni 2000 vernietigd en opnieuw rechtdoende de vordering van Scanex toegewezen.
Het vonnis van de Rechtbank is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van de Rechtbank heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de niet verschenen Scanex is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 4 februari 2002 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Scanex begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.H.M. Jansen, als voorzitter, J.B. Fleers en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 26 april 2002.