ECLI:NL:HR:2002:AE1554
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- J.B. Fleers
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- P.C. Kop
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Cassatie over onrechtmatige daad en verrekeningsbevoegdheid in bankrelatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen ING Bank N.V. en Elector Clerkenwell B.V. met Gooi- en Eemland B.V. als incidentele partij. De zaak betreft een geschil over een bedrag van ƒ 280.000,-- dat door Elector aan Gooi- en Eemland was overgemaakt, maar door ING op een guldensrekening in plaats van een dollarrekening werd geboekt. Elector vorderde betaling van dit bedrag van ING, stellende dat ING wanprestatie had gepleegd door het bedrag niet correct te verwerken. De Rechtbank te Amsterdam had de vorderingen van Elector afgewezen, maar het Gerechtshof te Amsterdam vernietigde dit vonnis en veroordeelde ING tot betaling aan Elector. ING ging in cassatie tegen dit arrest.
De Hoge Raad oordeelde dat ING niet-ontvankelijk was in haar beroep voor zover dit gericht was tegen Gooi- en Eemland, omdat het Hof niet tussen hen had geoordeeld. Het Hof had echter wel terecht geoordeeld dat ING onrechtmatig had gehandeld jegens Brockle, de partij die het bedrag had geleend van Elector. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het Gerechtshof en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. Tevens werd Elector veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van banken in hun relatie met cliënten, vooral met betrekking tot de correcte verwerking van financiële transacties en de informatieplicht die zij hebben. De Hoge Raad bevestigde dat ING niet zomaar haar verrekeningsrecht kon inroepen zonder dat er een opeisbare vordering op Gooi- en Eemland bestond. Dit arrest heeft belangrijke implicaties voor de rechtsverhouding tussen banken en hun cliënten, vooral in situaties waarin onrechtmatige handelingen worden gesteld.