3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [Verweerder] heeft in of omstreeks 1976 bij Nationale-Nederlanden een arbeidsongeschiktheidsverzekering afgesloten. Onder deze verzekering was een rente van ƒ 32.451,-- op jaarbasis verzekerd.
(ii) [Verweerder] voerde als zelfstandig ondernemer een eenmanszaak. Begin mei 1991 is die eenmanszaak door de vennootschap van een familielid overgenomen. Op 13 mei 1991 is [verweerder] als bedrijfsleider/directeur tegen een maandsalaris van ƒ 6.000,-- bij de vennootschap in dienst gekomen.
(iii) [Verweerder] is op 15 mei 1991 door een hartaanval getroffen en was, in elk geval vanaf dat moment, arbeidsongeschikt. Per 15 mei 1991 heeft hij zich bij Nationale-Nederlanden als arbeidsongeschikt aangemeld.
(iv) Nationale-Nederlanden is aanvankelijk tot uitkering overgegaan. Bij brief van 13 september 1993 heeft zij [verweerder] bericht dat haar was gebleken dat hij ingevolge de Ziektewet (hierna: Zw) en Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (hierna: WAO) per 7 mei 1991 verplicht was verzekerd (hetgeen hij ondanks zijn verplichting daartoe op grond van de verzekering niet had gemeld) en dat zij alsnog gebruik wenste te maken van haar recht de verzekering op grond daarvan te beëindigen. Nationale-Nederlanden heeft [verweerder] uitkeringen gedaan tot 1 oktober 1993. Zij heeft het tot dan toe betaalde niet teruggevorderd.
(v) In augustus 1995 heeft de raadsman van [verweerder] aan Nationale-Nederlanden schriftelijk bericht dat de Rechtbank Maastricht in een procedure tussen [verweerder] en de Bedrijfsvereniging had beslist dat [verweerder] reeds een jaar eerder dan 14 mei 1991 arbeidsongeschikt was en dat hem derhalve geen uitkering op grond van de Zw/WAO toekwam.
(vi) Naar aanleiding daarvan heeft Nationale-Nederlanden de raadsman van [verweerder] op 11 oktober 1995 als volgt geschreven:
"(...) Uit het vonnis blijkt dat nu wordt aangenomen dat [verweerder] reeds vóór 14 mei 1991 arbeidsongeschikt is geweest.
Hij meldde zich echter bij Nationale-Nederlanden eerst per 14 mei 1991 arbeidsongeschikt. Uit de onze medisch adviseur ter beschikking staande gegevens blijkt dat er vóór deze datum mogelijk al klachten bestonden, doch niet dat er sprake was van enige arbeidsongeschiktheid.
Wij begrijpen dat u betrokkene nu ook vóór 14 mei 1991 bij onze maatschappij arbeidsongeschikt meldt.
Volgens artikel 13 sub b van de polisvoorwaarden (polismantel 325, waarvan bijgaand een exemplaar) dient arbeidsongeschiktheid uiterlijk binnen 90 dagen na het ontstaan te worden gemeld. Dat is in dit geval, voor wat betreft de arbeidsongeschiktheid van vóór 14 mei 1991, niet gebeurd.
Tevens kan worden gesteld dat het hier een protest betreft op de afwijzing in september 1993. In artikel 19 sub c van de bovengenoemde polisvoorwaarden is bepaald dat geen rechten aan deze verzekering kunnen worden ontleend, indien niet binnen 1 jaar nadat is meegedeeld dat er niet wordt uitgekeerd, de zaak bij de bevoegde rechter aanhangig is gemaakt.
Aan deze voorwaarde is ook niet voldaan.
Desondanks zijn wij bereid gegevens te verzamelen waaruit blijkt dat [verweerder] reeds vóór 14 mei 1991 (en met name vóór de datum dat zijn bedrijf werd omgezet in [A] B.V.) arbeidsongeschikt was.
Alleen indien onze medische adviseur van mening is dat dit onomstotelijk uit de beschikbare gegevens naar voren komt, zullen wij ons standpunt herzien. (...)"