ECLI:NL:HR:2002:AE1539

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juli 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C00/319HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • C.H.M. Jansen
  • J.B. Fleers
  • P.C. Kop
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwerping van het cassatieberoep door de Hoge Raad in een civiele zaak tegen de Staat der Nederlanden

In deze zaak hebben de eiseressen, [eiseres 1] en [eiseres 2], de Staat der Nederlanden gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Gravenhage. De eiseressen vorderden een betaling van ƒ 24.544,--, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 21 juli 1992. De Rechtbank heeft op 18 september 1996 de vordering afgewezen. Hierop hebben de eiseressen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 6 juli 2000 het vonnis van de Rechtbank heeft bekrachtigd. Tegen dit arrest hebben de eiseressen cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer, die tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen. De advocaat van de eiseressen heeft gereageerd op deze conclusie. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten in het cassatiemiddel niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 RO, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het cassatieberoep verworpen en de eiseressen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Staat zijn begroot op € 356,22 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. Dit arrest is uitgesproken op 12 juli 2002 door de raadsheren C.H.M. Jansen, J.B. Fleers en P.C. Kop, met A. Hammerstein als de raadsheer die het arrest in het openbaar heeft uitgesproken.

Uitspraak

12 juli 2002
Eerste Kamer
Nr. C00/319HR
WS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiseres 1],
2. [Eiseres 2],
beide gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERESSEN tot cassatie,
advocaat: mr. R.V. Kist,
t e g e n
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Justitie), gevestigd te 's-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. W. Heemskerk, thans mr. D. Stoutjesdijk.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseressen tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] c.s. - hebben bij exploit van 14 augustus 1995 verweerder in cassatie - verder te noemen: de Staat - gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Gravenhage en gevorderd bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad de Staat te veroordelen om aan [eiseres] c.s. te betalen een bedrag van ƒ 24.544,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 juli 1992 tot de dag van betaling.
De Staat heeft de vordering bestreden.
De Rechtbank heeft bij vonnis van 18 september 1996 de vordering afgewezen.
Tegen dit vonnis hebben [eiseres] c.s. hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 6 juli 2000 heeft het Hof het vonnis van de Rechtbank waarvan beroep bekrachtigd.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof hebben [eiseres] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staat heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiseres] c.s. heeft bij brief van 2 mei 2002 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Staat begroot op € 356,22 aan verschotten en €. 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.H.M. Jansen, als voorzitter, J.B. Fleers en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 12 juli 2002.