ECLI:NL:HR:2002:AE1531

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 juni 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C00/271HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • P. Neleman
  • J.B. Fleers
  • O. de Savornin Lohman
  • A. Hammerstein
  • P.C. Kop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van een huurgeschil tussen Planex B.V. en Elander Properties III B.V. over huurtermijnen en gebruiksvergoeding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 juni 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Planex B.V. en Elander Properties III B.V. De zaak betreft een huurgeschil dat zijn oorsprong vindt in een geding dat door Planex is aangespannen tegen Elander. Planex vorderde onder andere dat het kortgedingvonnis en beslag op huurpenningen tegen Elander konden worden tegengeworpen. Elander heeft de vordering bestreden en een eis in reconventie ingesteld, waarbij zij betaling van huur en een bankgarantie eiste. De Kantonrechter te Amsterdam heeft in 1996 in conventie Planex gedeeltelijk in het gelijk gesteld, maar in reconventie Elander een aanzienlijk bedrag toegewezen. Hierop heeft Planex hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank, die het vonnis van de Kantonrechter in conventie heeft bekrachtigd, maar in reconventie vernietigd en opnieuw geoordeeld. De curator van Planex heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het vonnis van de Rechtbank. De Hoge Raad heeft de klachten van de curator verworpen, omdat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad heeft de curator bovendien in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van Elander zijn begroot op € 286,88 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtsontwikkeling en de rechtseenheid, maar de specifieke klachten van de curator boden geen aanleiding voor een nadere motivering.

Uitspraak

28 juni 2002
Eerste Kamer
Nr. C00/271HR
WS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
Mr. Nils Sebastian REERINK, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van PLANEX B.V., wonende te Amsterdam,
EISER tot cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. A.M. Ubink,
thans mr. M.H. van der Woude,
t e g e n
ELANDER PROPERTIES III B.V., gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. H.A. Groen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Planex B.V - verder te noemen: Planex - heeft bij exploit van 3 februari 1995 verweerster in cassatie - verder te noemen: Elander - gedagvaard voor de Kantonrechter te Amsterdam en - na vermeerdering van eis - gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor recht te verklaren:
- dat Planex gerechtigd is het in deze zaak bedoelde kortgedingvonnis en/of het in deze zaak bedoelde beslag op de huurpenningen aan Elander integraal althans voor een door de Kantonrechter in goede justitie te bepalen gedeelte, tegen te werpen;
- dat Planex gerechtigd is de door haar krachtens de huurovereenkomst te stellen bankgarantie niet te stellen totdat bedoeld kortgedingvonnis en/of het genoemde beslag is/zijn uitgewerkt, althans tot een door de Kantonrechter in goede justitie vast te stellen tijdstip;
- dat Planex gerechtigd is het tussen Planex en Roham door de Kantonrechter te Amsterdam op 26 oktober 1994 gewezen vonnis (89/3501) aan Elander integraal, althans voor een door de Kantonrechter in goede justitie te bepalen gedeelte, tegen te werpen en te verrekenen met de verplichtingen die voor Planex uit de in het geding zijnde huurovereenkomst jegens Elander voortvloeien;
- dat Planex gerechtigd is het tussen Planex en Roham door de Rechtbank te Amsterdam op 15 februari 1995 gewezen vonnis (H 94.0981) aan Elander integraal, althans voor een door de Kantonrechter in goede justitie te bepalen gedeelte, tegen te werpen en te verrekenen met de verplichtingen die voor Planex uit de in het geding zijnde huurovereenkomst jegens Elander voortvloeien.
Elander heeft de vordering bestreden en van haar kant een eis in reconventie ingesteld en - zakelijk weergegeven - gevorderd Planex te veroordelen:
A. tot betaling van huur voor het gehuurde vanaf januari 1995 met rente en incassokosten en
B. tot het doen stellen van een bankgarantie volgens een door haar genoemde tekst.
Planex heeft in reconventie de vorderingen bestreden.
De Kantonrechter heeft bij vonnis van 3 oktober 1996 in conventie voor recht verklaard dat Planex gerechtigd is het in deze zaak bedoelde kortgedingvonnis en het in deze zaak bedoelde beslag op de huurpenningen aan Elander tot een bedrag van ƒ 650.000,-- tegen te werpen en het meer of anders gevorderde afgewezen. In reconventie heeft de Kantonrechter Planex veroordeeld om aan Elander te betalen een bedrag van ƒ 515.424,90, vermeerderd met de contractuele rente ad 1% per maand over de niet-verrekende huurpenningen vanaf het vervallen daarvan. Voorts heeft de Kantonrechter de zaak naar de rol verwezen voor uitlating door partijen en iedere verdere beslissing aangehouden.
Tegen dit vonnis heeft Planex hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Amsterdam.
Elander heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en daarbij gevorderd de vernietiging van het door de Kantonrechter gewezen vonnis en in reconventie:
- de veroordeling van Planex tot betaling van huur over 1995 en drie eerste kwartalen van 1996, in totaal ƒ 1.180.474,31 met rente en incassokosten;
- de veroordeling van Planex tot (contante) betaling van de door de Kantonrechter bij beschikking van 26 maart 1997 op de voet van art. 28e Huurwet vastgestelde gebruiksvergoeding over de periode van 1 oktober 1996 tot en met 30 september 1997, in totaal ƒ 698.441,16, en de bij beschikking van 9 oktober 1997 door de Kantonrechter vastgestelde gebruiksvergoeding over de periode van 1 oktober 1997 tot en met 30 september 1998, in totaal ƒ 714.364,80, alles met de contractuele, dan wel wettelijke rente daarover;
- de veroordeling van Planex tot (contante) betaling van (ten minste) ƒ 60.768,63 aan gebruiksvergoeding voor elke maand dat het gebruik van het gehuurde na 30 september 1998 voortduurt, met de (eventuele) contractuele, dan wel wettelijke rente daarover;
- Planex te bevelen een bankgarantie te stellen volgens een door Elander opgestelde tekst.
Bij vonnis van 24 mei 2000 heeft de Rechtbank het vonnis van de Kantonrechter in conventie bekrachtigd, in reconventie vernietigd en in zoverre opnieuw rechtdoende:
- Planex veroordeeld om aan Elander aan huurtermijnen te betalen ƒ 1.014.982,74, vermeerderd met de contractuele rente van 1% per maand vanaf de data waarop de desbetreffende huurtermijnen zijn vervallen tot de voldoening;
- Planex veroordeeld om aan Elander ƒ 2.142.029,52 aan gebruiksvergoeding te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de data waarop de betreffende termijnen zijn vervallen tot de voldoening, en
- het meer of anders gevorderde afgewezen.
Het vonnis van de Rechtbank is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van de Rechtbank heeft eiser tot cassatie - verder te noemen: de curator - beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Elander heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt de curator in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Elander begroot op € 286,88 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter, en de raadsheren J.B. Fleers, O. de Savornin Lohman, A. Hammerstein en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 28 juni 2002.