ECLI:NL:HR:2002:AE1486
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de bestreden uitspraak inzake ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 juni 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene, die op dat moment gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting 'Norgerhaven' te Veenhuizen. De betrokkene had eerder een verplichting opgelegd gekregen tot betaling aan de Staat van een bedrag van ƒ 12.000,-, subsidiair éénhonderd dagen hechtenis. De betrokkene heeft beroep in cassatie ingesteld, waarbij mr. R.J. Baumgardt als advocaat optrad. De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd dat de bestreden uitspraak vernietigd moet worden, maar alleen voor wat betreft de hoogte van het te betalen bedrag en het aantal dagen hechtenis. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), is overschreden. Dit heeft geleid tot de beslissing om het te betalen bedrag te verminderen tot € 4.900,-, met een overeenkomstige vermindering van het aantal dagen vervangende hechtenis. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen. De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtsontwikkeling met betrekking tot de redelijke termijn in cassatieprocedures en de gevolgen daarvan voor de betalingsverplichtingen van de betrokkene.