(iii) Art. 6 van de Verordening (EEG) nr. 170/83 van 25 januari 1983 tot instelling van een communautaire regeling voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden, luidt:
"Vanaf 1 januari 1983 tot en met 31 december 1992 mogen de Lid-Staten de regeling handhaven die is vastgesteld in artikel 100 van de Toetredingsakte van 1972 en mogen zij, voor alle wateren die onder hun soevereiniteit of jurisdictie vallen, de in genoemd artikel vastgestelde grens van 6 zeemijl over de gehele linie brengen op 12 zeemijl."
De overwegingen bij deze verordening houden onder meer in:
"Overwegende dat ten gunste van de kustvisserij bijzondere maatregelen moeten worden genomen waardoor deze sector het hoofd kan bieden aan de nieuwe exploitatieomstandigheden die zijn ontstaan door de invoering van visserijzones van 200 mijl dat het daarom dienstig is de Lid-Staten in een eerste fase te machtigen tot en met 31 december 1992 de in artikel 100 van de Toetredingsakte van 1972 omschreven afwijkende regeling te handhaven en de in dat artikel vermelde grens van 6 zeemijl over de gehele linie te brengen op 12 zeemijl; dat deze maatregelen overeenkomstig de Toetredingsakte, de bepalingen vormen die volgen op die welke golden tot en met 31 december 1982 dat deze regeling na eventuele aanpassing zal worden toegepast gedurende een tweede periode van tien jaar en dat de Raad na het verstrijken van deze periode een besluit moet nemen ten aanzien van de bepalingen die zouden kunnen volgen."
(iv) Art. 6 van de Verordening (EEG) nr. 3760/92 van de Raad van 20 december 1992 tot invoering van een communautaire regeling voor de visserij en aquacultuur, luidt:
"1. Van 1 januari 1993 tot en met 31 december 2002 mogen de Lid-Staten de regelingen zoals omschreven in artikel 100 van de Toetredingsakte 1972 handhaven en de in dat artikel vastgestelde grens van 6 zeemijl uitbreiden tot 12 zeemijl voor alle wateren onder hun soevereiniteit of jurisdictie.
2. Onverminderd de activiteiten in het kader van de nabuurschapsregelingen tussen de Lid-Staten, dienen de visserijactiviteiten in het kader van de in lid 1 bedoelde regelingen te worden uitgeoefend overeenkomstig het bepaalde in bijlage I, waarin voor elke Lid-Staat de geografische zones van de kustwateren van de andere Lid-Staten zijn vastgesteld waar deze activiteiten mogen plaatsvinden, evenals de soorten waarop ze betrekking mogen hebben."
Voor de Nederlandse kustwateren is in bedoelde bijlage I aangegeven dat langs de hele kust in de zones van 3 tot 12 mijl en van 6 tot 12 mijl geldt dat vissersvaartuigen uit Duitsland aldaar onbeperkt op kabeljauw en garnalen mogen vissen.
De overwegingen bij deze Verordening houden onder meer in:
"Overwegende dat er bijzondere maatregelen worden vastgesteld voor de kustvisserij dat daartoe, in afwijking van Verordening (EEG) nr. 101/76 van de Raad van 19 januari 1976 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijk structuurbeleid in de visserijsector (5), de Lid-Staten gemachtigd dienen te worden om tot en met 31 december 2002 de huidige beperkingen te handhaven inzake de toegang tot de onder hun soevereiniteit of jurisdictie ressorterende wateren binnen hoogstens 12 zeemijl vanaf hun basislijnen, zoals deze van kracht waren op het tijdstip dat Verordening (EEG) nr. 170/83 is vastgesteld, en, in het geval van de Lid-Staten die na die datum tot de Gemeenschap zijn toegetreden, de basislijnen zoals deze golden op het tijdstip van hun toetreding."
(v) Art. 1 van de Regeling instelling 12-mijlszone (Stcrt 1993, 169), luidt:
"Er is voor de Nederlandse kust in de Noordzee een exclusieve 12-mijlszone als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de verordening (EEG) nr. 3760/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 december 1992 tot invoering van een communautaire regeling voor de visserij en de aquacultuur (PbEG L 389)."
Art. 3 van diezelfde Regeling instelling 12-mijlszone luidt:
"Het is verboden met een vissersvaartuig dat de vlag voert van, dan wel geregistreerd is in één der andere Lid-Staten van de Europese Gemeenschap dan Nederland de visserij uit te oefenen binnen de in artikel 1 bedoelde zone anders dan voortvloeiend uit artikel 6, tweede lid, van de in artikel 1 genoemde verordening."
De toelichting op deze Regeling houdt in:
"Bij de totstandkoming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid in 1983 is in artikel 6, eerste lid, van verordening (EEG) nr. 170/83 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 januari 1983 tot instelling van een communautaire regeling voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden (PbEG L 24) bepaald dat de lidstaten tot 31 december 1992 de bevoegdheid hebben voor hun kust een exclusieve 12-mijlszone in te stellen. Bij verordening (EEG) nr. 3760/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 december 1992 tot invoering van een communautaire regeling voor de visserij en de aquacultuur (PbEG L 389) is deze bevoegdheid in artikel 6, eerste lid, verlengd tot en met 31 december 2002 en is eerstgenoemde verordening ingetrokken. De onderhavige wijziging strekt ertoe de Regeling instelling 12-mijlszone hieraan aan te passen."