3.3. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 18 december 2000 heeft de verdachte aldaar aangevoerd, voorzover voor de beoordeling van het middel van belang:
"Ik zat op 18 september 1999 te Breda in de bus, die naar het station te Breda reed. Er kwamen twee jongens de bus in en die gingen naast mij zitten. Die twee jongens bleken later de gebroeders [het slachtoffer en betrokkene 1] te zijn.
Die jongens hadden friet bij zich en die friet werd door hen de bus uitgegooid. Ik vroeg toen aan die jongens of ze dat normaal vonden en of ze dat thuis ook deden. Ze zeiden: "Ben jij soms milieuactivist". De jongen aan de raamkant zei tegen mij dat ze mij wel in elkaar zouden slaan als we op het station zouden zijn, althans woorden van dien aard.
Ik ben tijdens de rit wel tot drie keer toe bedreigd dat ik in elkaar zou worden geslagen.
Op een gegeven moment ging één van die jongens staan en kwam dreigend op mij af. Ik voelde mij dermate bedreigd dat ik geen andere uitweg zag, dan die jongen met mijn tot vuist gebalde hand met kracht een klap tegen zijn hoofd te geven. Ik heb die jongen daarbij op zijn neus geraakt.
(...)
Ik zat aan de linkerzijde in de bus en die broers zaten aan de rechterzijde, naast elkaar. Op het moment dat die jongen opstond dacht ik dat hij hun bedreigingen waar ging maken en uit reaktie daarop heb ik dus geslagen.
Als je in een bus zit, dan voel je in zo'n situatie dat je geen kant op kunt. Er stonden weliswaar geen mensen in het gangpad, maar ik voelde mij niet vrij om achterin de bus plaats te nemen.
U houdt mij de door [betrokkene 2] en [betrokkene 3] afgelegde verklaringen voor, alsmede de verklaringen van aangevers [het slachtoffer en betrokkene 1].
Ik blijf erbij dat die jongens eerder waren opgestaan dan ik.
(...)
Ik vind dat ik niet anders kon handelen dan ik heb gedaan.
Die jongens zijn begonnen met dreigen en dan vooral de jongen die het dichtst bij het raam zat.
Op het moment dat die beide jongens opstonden ben ik in eerste instantie blijven zitten. De jongens hoefden maar één stap te zetten om zo tegen mij aan te komen staan.
Het enige wat ik wilde was zonder problemen zo snel mogelijk naar huis te komen. Ik ben geen ruzieschopper.
Die ene jongen ging voor mij staan en botste als het ware tegen mij aan. Ik stond toen ook meteen op. Als ik mij eerder had omgedraaid om weg te lopen dan waren ze in mijn nek gesprongen en hadden ze mij in elkaar geslagen. Ik heb daar niet voor gekozen en wilde zelf de eerste zijn. Voor mij was dit de enige mogelijkheid om mezelf niet te laten pakken door die twee. Na de klap ben ik vastgepakt en tegen een raam geduwd.
(...)
Ik stond in eerste instantie niet op omdat ik dacht dat ze dan zeker op me af zouden komen. In eerste instantie bleef ik dan ook zitten, maar ik voelde gewoon dat ze iets wilden.
De gebroeders waren volgens mij ook dronken, vooral die ene aan de raamkant. Ik had zelf ook wel een aantal pilsjes op, maar ik was zeker niet dronken.
Een en ander ging allemaal erg snel. De afstand tussen die jongens en mij in de bus bedroeg nog geen meter.
Ze waren al dreigend genoeg tegen mij geweest door de woorden die ze gebruikten.
Ik heb, op het moment dat die ene jongen met zijn borst tegen mij aan botste niet gezien dat hij mij daadwerkelijk wilde slaan, maar ik voelde dat gewoon, omdat die voorste persoon meteen lichamelijk contact met mij had toen ik ook opstond. Hij kwam met zijn borst tegen mij aan."