ECLI:NL:HR:2002:AE1310
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen verstekvonnis van de Arrondissementsrechtbank te Breda inzake motorrijtuigenverzekering
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een bij verstek gewezen vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Breda, gedateerd 29 mei 2000, in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1969. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor het niet sluiten van een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte, die niet tegen de vrijspraak van de Rechtbank was gericht. De advocaat van de verdachte, mr. B.R. Angad Gaur, heeft een middel van cassatie voorgesteld en dit verder toegelicht in aanvullende schrifturen. De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
Het middel klaagt dat de Rechtbank de zaak niet had mogen behandelen bij verstek, omdat de verdachte ten tijde van de zitting gedetineerd was en niet ondubbelzinnig afstand had gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak van de Rechtbank beoordeeld en vastgesteld dat de Rechtbank in hoger beroep het vonnis van de Kantonrechter te Tilburg heeft vernietigd. De Hoge Raad oordeelt dat het verzuim waar het middel op doelt, de appelrechter niet verplichtte om de zaak terug te verwijzen naar de rechter in eerste aanleg. Dit is in lijn met de hoofdregel van artikel 423, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, omdat er geen gronden aanwezig waren voor cassatie en ook geen reden om de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen. Het arrest is uitgesproken op 28 mei 2002 door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend-griffier.