ECLI:NL:HR:2002:AE1162
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Herziening van een eerdere uitspraak in een strafzaak wegens diefstal met valse sleutels
In deze zaak gaat het om een herziening van een eerdere uitspraak van de Hoge Raad in een strafzaak tegen een verdachte die was veroordeeld voor diefstal door twee of meer verenigde personen. De verdachte, geboren in 1958 en destijds gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'De IJssel', had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. Dit arrest was gewezen op 20 april 1999 en had de verdachte veroordeeld tot twee weken gevangenisstraf. De Hoge Raad had eerder, op 22 mei 2001, het beroep verworpen, maar dit was gebeurd zonder dat de raadsman van de verdachte, mr. P.J. Hoogendam, de gelegenheid had gekregen om middelen van cassatie in te dienen. Dit verzuim werd pas ontdekt na de uitspraak van de Hoge Raad, wat leidde tot de conclusie dat de verdachte geen eerlijke behandeling had gekregen in strijd met artikel 6 van het EVRM.
De Advocaat-Generaal Fokkens concludeerde dat de Hoge Raad zijn eerdere arrest moest herroepen en de zaak moest verwijzen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor een nieuwe behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat het verzuim van de strafadministratie van invloed was op de rechtsgang en dat de raadsman alsnog de gelegenheid moest krijgen om middelen van cassatie in te dienen. De raadsman diende binnen de gestelde termijn een schriftuur in met twee middelen van cassatie.
De Hoge Raad heeft de voorgestelde middelen beoordeeld en geconcludeerd dat de eerdere uitspraak moest worden aangevuld. De Hoge Raad handhaafde uiteindelijk zijn eerdere beslissing van 22 mei 2001, maar met de toevoeging dat de zaak opnieuw moest worden bekeken, waarbij de verdachte recht had op een eerlijke behandeling van zijn zaak.