ECLI:NL:HR:2002:AE0739
Hoge Raad
- Cassatie
- G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp
- H.A.M. Aaftink
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Cassatie over echtscheiding en alimentatie met betrekking tot wederzijdse verzorging
In deze zaak heeft de man, eiser tot cassatie, de vrouw, verweerster in cassatie, gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Gravenhage met een vordering tot echtscheiding. De vrouw heeft in haar conclusie van antwoord een bijdrage in haar levensonderhoud gevraagd. De Rechtbank heeft op 7 juni 1994 echtscheiding uitgesproken, maar de beslissing over de alimentatie is aangehouden. De man heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen een tussenvonnis van de Rechtbank, waarin hij werd toegelaten tot bewijslevering over de stelling dat de vrouw samenleefde met een derde persoon. Het Gerechtshof te 's-Gravenhage heeft het vonnis van de Rechtbank bekrachtigd, waarbij het Hof oordeelde dat de man niet had aangetoond dat er sprake was van wederzijdse verzorging tussen de vrouw en de derde persoon, wat vereist is voor de afwijzing van de alimentatieverplichting. De man heeft cassatie ingesteld tegen het arrest van het Hof, waarbij hij zijn bewijsaanbod ter ondersteuning van zijn stelling dat de vrouw samenwoont met de derde persoon heeft ingediend. De Hoge Raad heeft het arrest van het Gerechtshof vernietigd en de zaak verwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het Hof een onjuiste rechtsopvatting heeft gegeven over de specificatie van het bewijsaanbod van de man. De kosten van het geding in cassatie worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.