ECLI:NL:HR:2002:AE0655
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- P.C. Kop
- Rechtspraak.nl
Cassatie over schadevergoeding en onrechtmatige behandeling van ter beschikking gestelde
In deze zaak heeft eiser tot cassatie, hierna aangeduid als [eiser], de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Justitie, aangeklaagd voor schadevergoeding. De aanleiding voor de vordering is gelegen in de onrechtmatige behandeling die [eiser] zou hebben ondergaan tijdens zijn verblijf in de dependance van het Meijers-Instituut te Amsterdam van 1 december 1995 tot 13 mei 1996. Eiser stelt dat hij gedurende deze periode de noodzakelijke verpleging en behandeling is onthouden, wat heeft geleid tot schade. De Rechtbank te Zwolle heeft in een eerder vonnis van 15 maart 1994 [eiser] veroordeeld tot onder meer gevangenisstraf en terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Na de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf is [eiser] op 5 september 1994 ter beschikking gesteld. De Rechtbank heeft in een tussenvonnis van 2 december 1997 een comparitie van partijen gelast en in een eindvonnis van 1 april 1998 de Staat veroordeeld tot betaling van een bedrag aan [eiser]. De Staat heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waar [eiser] incidenteel hoger beroep heeft ingesteld.
Het Gerechtshof heeft in zijn arrest van 8 juni 2000 het vonnis van de Rechtbank vernietigd en de schadevergoeding vastgesteld op een lager bedrag dan door [eiser] gevorderd. Tegen dit arrest heeft [eiser] cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Gerechtshof op juiste wijze gebruik heeft gemaakt van de inlichtingen die door een psychiater van het Meijers-Instituut zijn verstrekt. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep en oordeelt dat de Staat in de kosten van het geding in cassatie wordt veroordeeld. De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 21 juni 2002.