ECLI:NL:HR:2002:AE0595

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 maart 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03592/00 P
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem, die op 14 juli 2000 een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel heeft behandeld. De betrokkene, geboren in Marokko in 1958 en wonende in Nederland, was verplicht gesteld om een bedrag van ƒ 193.745,-- te betalen aan de Staat, met als alternatief 570 dagen hechtenis. Het beroep in cassatie is ingesteld door de betrokkene, die een schriftuur indiende, maar deze kwam pas na de wettelijke termijn bij de Hoge Raad binnen. De Advocaat-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak van het Hof beoordeeld en vastgesteld dat er geen grond is voor ambtshalve vernietiging van de uitspraak. Hierdoor werd het cassatieberoep verworpen. De uitspraak is gedaan door de president W.E. Haak en vier andere raadsheren, en is op 26 maart 2002 openbaar gemaakt.

Uitspraak

26 maart 2002
Strafkamer
nr. 03592/00 P
AS/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 14 juli 2000 op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[betrokkene B], geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedatum] 1958, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een beslissing van de Arrondissementsrechtbank te Arnhem van 2 april 1999 - de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van ƒ 193.745,--, subsidiair 570 dagen hechtenis.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze is een schriftuur ingediend, die echter eerst na afloop van de bij de wet gestelde termijn bij de griffie van de Hoge Raad is ingekomen.
De Advocaat-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
3. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
Voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak is geen grond aanwezig, zodat het cassatieberoep moet worden verworpen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de president W.E. Haak als voorzitter, en de raadsheren F.H. Koster, A.J.A. van Dorst, B.C. de Savornin Lohman en W.A.M. van Schendel, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 26 maart 2002.