ECLI:NL:HR:2002:AE0551
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J.P. Balkema
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen arrest Gerechtshof te 's-Hertogenbosch inzake verkeersongeval en identiteit
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 5 januari 2001 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1960. De verdachte was betrokken bij een verkeersongeval op 17 november 1999 te Hilvarenbeek, waarbij hij de plaats van het ongeval heeft verlaten zonder zijn identiteit achter te laten. De Politierechter had op 3 maart 2000 een vonnis uitgesproken, dat door het Hof in hoger beroep werd bevestigd, met uitzondering van de opgelegde straf. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van drieduizend gulden en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk.
De advocaat van de verdachte, mr. G.H. Rompen, stelde in cassatie dat het Hof het verweer ten onrechte had verworpen. Dit verweer betrof de stelling dat de verdachte op de plaats van het ongeval voldoende gelegenheid had geboden tot vaststelling van zijn identiteit, zoals vereist door artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof het verweer had moeten opvatten als een beroep op de exceptie in het tweede lid van artikel 7 WVW 1994. De Hoge Raad concludeerde echter dat het verzuim van het Hof om een gemotiveerde beslissing te geven niet tot cassatie leidde, omdat het Hof het verweer op goede gronden had kunnen verwerpen.
Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep, omdat er geen gronden zijn voor vernietiging van de bestreden uitspraak. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 7 mei 2002, waarbij de vice-president en twee raadsheren aanwezig waren.