ECLI:NL:HR:2002:AE0464

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 maart 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
37149
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • D.G. van Vliet
  • C.B. Bavinck
  • J.C. van Oven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslag omzetbelasting en de kwalificatie van spierstimulatoren

In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag in de omzetbelasting die aan belanghebbende is opgelegd over de periode van 1 juni 1992 tot en met 31 december 1993. De naheffingsaanslag bedroeg f 8258 en werd opgelegd zonder verhoging. Na bezwaar tegen deze aanslag heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Gerechtshof. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur, waarop belanghebbende cassatie instelde.

De zaak draait om de vraag of de apparaten die belanghebbende in de handel bracht, te kwalificeren zijn als spierstimulatoren onder de Wet op de omzetbelasting 1968. De apparaten zijn bedoeld voor het activeren van spieren door middel van elektrische stroom. Belanghebbende had voor de levering van deze apparaten omzetbelasting voldaan naar het verlaagde tarief. Het Hof oordeelde dat de apparaten niet als spierstimulatoren konden worden aangemerkt, omdat zij volgens gangbaar spraakgebruik niet in staat zijn om spieren in gang te zetten voor het vervullen van een lichaamsfunctie.

In cassatie werd het oordeel van het Hof bestreden, maar de Hoge Raad oordeelde dat het Hof geen onjuiste opvatting had over het begrip spierstimulator. De Hoge Raad concludeerde dat het oordeel van het Hof niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd was en dat de waarderingen van feitelijke aard niet in cassatie konden worden getoetst. De Hoge Raad verklaarde het beroep ongegrond en achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren C.B. Bavinck en J.C. van Oven, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.M. van Hooff, en is openbaar uitgesproken op 22 maart 2002.

Uitspraak

Nr. 37.149
22 maart 2002
JV
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 20 maart 2001, nr. 96/01493, betreffende na te melden naheffingsaanslag in de omzetbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 juni 1992 tot en met 31 december 1993 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd ten bedrage van f 8258, zonder verhoging, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van het middel
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
Belanghebbende bracht in het tijdvak waarop de naheffingsaanslag betrekking heeft, onder de naam "G" apparaten in de handel die gebruikt worden voor verbetering van gezondheid, lichamelijke schoonheid en conditie. De apparaten zijn uitsluitend bedoeld voor het activeren van spieren, die door middel van elektrische stroom worden gestimuleerd.
Belanghebbende heeft ter zake van de levering van deze apparaten omzetbelasting voldaan naar het verlaagde tarief.
3.2. In geschil is of de apparaten zijn te rangschikken onder post a.35 van de bij de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet) behorende tabel I, in welk geval op de levering ervan het verlaagde tarief van artikel 9, lid 2, letter a, van de Wet van toepassing is.
3.3. Het Hof heeft onder verwijzing naar het arrest HR 29 januari 1997, nr. 32244, BNB 1997/105 geoordeeld dat de apparaten naar gangbaar spraakgebruik niet kunnen worden aangemerkt als spierstimulator daar zij met de door deze apparaten af te geven prikkels spieren niet in gang zetten teneinde deze een bepaalde lichaamsfunctie te doen vervullen.
3.4. Het middel bestrijdt evenvermeld oordeel tevergeefs, nu dit niet blijk geeft van een onjuiste opvatting van het begrip spierstimulator, en als verweven met waarderingen van feitelijke aard voor het overige in cassatie niet op zijn juistheid kan worden getoetst. Het is ook niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren C.B. Bavinck en J.C. van Oven, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.M. van Hooff, en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2002.