ECLI:NL:HR:2002:AE0464
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- C.B. Bavinck
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Naheffingsaanslag omzetbelasting en de kwalificatie van spierstimulatoren
In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag in de omzetbelasting die aan belanghebbende is opgelegd over de periode van 1 juni 1992 tot en met 31 december 1993. De naheffingsaanslag bedroeg f 8258 en werd opgelegd zonder verhoging. Na bezwaar tegen deze aanslag heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Gerechtshof. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur, waarop belanghebbende cassatie instelde.
De zaak draait om de vraag of de apparaten die belanghebbende in de handel bracht, te kwalificeren zijn als spierstimulatoren onder de Wet op de omzetbelasting 1968. De apparaten zijn bedoeld voor het activeren van spieren door middel van elektrische stroom. Belanghebbende had voor de levering van deze apparaten omzetbelasting voldaan naar het verlaagde tarief. Het Hof oordeelde dat de apparaten niet als spierstimulatoren konden worden aangemerkt, omdat zij volgens gangbaar spraakgebruik niet in staat zijn om spieren in gang te zetten voor het vervullen van een lichaamsfunctie.
In cassatie werd het oordeel van het Hof bestreden, maar de Hoge Raad oordeelde dat het Hof geen onjuiste opvatting had over het begrip spierstimulator. De Hoge Raad concludeerde dat het oordeel van het Hof niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd was en dat de waarderingen van feitelijke aard niet in cassatie konden worden getoetst. De Hoge Raad verklaarde het beroep ongegrond en achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren C.B. Bavinck en J.C. van Oven, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.M. van Hooff, en is openbaar uitgesproken op 22 maart 2002.